vrijdag 15 november 1996

ARGOS Hoog water

Beeld en geluid Archief


15 nov 1996, VPRO

Actualiteitenprogramma op de zaterdagmiddag met reportages over de achtergronden bij het nieuws, gemaakt door de VARA en de VPRO.
'Argos' is aanvankelijk een onderdeel van het programma 'De ochtenden', maar wordt vanaf 30-8-2008 uitgezonden als afzonderlijke rubriek.

Wekelijks programma met reportages en discussies over actuele
onderwerpen. Deze aflevering, n.a.v. de publicatie  van het
boek 'Hoog water' van 'Argos'-redacteur Rudi van Meurs, een
discussie over mediahypes. Van Meurs' boek is geschreven
n.a.v. de mediahype rond de hoge waterstand in Limburg in
januari 1995. Van Meurs en andere journalisten stoorden zich
met name aan het feit dat er volgens de media sprake was van
een ramp die vergelijkbaar was met de Watersnoodramp van
1953. In de discussie wordt ingegaan op de berichtgeving over
de  hoge waterstanden in Limburg en over het commissariaat
van Bolkestein bij het farmaceutische bedrijf DSM.

DISCUSSIEDEELNEMERS:
- Peter Vasterman, docent massacommunicatie aan de School
voor Journalistiek die bezig is aan een promotie-onderzoek
over het onderwerp mediahypes;
- Hans Laroes, redactiechef NOS-Journaal;
- Marcel Gelauff, eindredacteur RTL-nieuws;
- Rudi van Meurs, schrijver van 'Hoog water'.
De discussie wordt voorafgegaan door een historisch overzicht
met radio- en televisiefragmenten van verslagen over het hoge
water in januari 1995 en van de 'jacht op Bolkestein' nadat
zijn omstreden commissariaat bekend was geworden.

vrijdag 18 oktober 1996

De echo van de Belgische beerput in de Nederlandse media

Hoe één opzienbarende zaak kan leiden tot groeiende bezorgdheid en de herdefiniëring van een 'herontdekt' maatschappelijk probleem
DE JOURNALIST 18 oktober 1996 

PETER VASTERMAN


Een schokkende gebeurtenis als de zaak Dutroux werkt heel lang door in het nieuws. Er onstaat een publicitair sneeuwbaleffect dat ervoor zorgt dat het thema kinderporno/prostitutie zich als een olievlek in de media gaat verspreiden. Situaties die lange tijd werden geaccepteerd, genegeerd of zelfs doodgezwegen - zoals prostitutie door jongeren- worden nu geherinterpreteerd en als ernstige maatschappelijke problemen gedefinieerd. Voor een deel is dat het werk van actiegroepen, belangengroepen en andere maatschappelijke stromingen die de sleutelgebeurtenis aangrijpen om hun visies naar voren te brengen. Voor een andere deel is dat het directe gevolg van de dynamiek die zich in de periode na een key event meester maakt van de media.

Toen de Belgische politie op 15 augustus bij een inval twee kinderen bevrijdde uit de kerkers van Marc Dutroux begon daarmee een van de grootste publiciteitsgolven die België ooit heeft meegemaakt. Dagen- ja zelfs wekenlang bestond er geen ander nieuws meer dan 'Dutroux'. Als oorlogsverslaggevers volgden honderden journalisten dagenlang de graafwerkzaamheden op het erf van de hoofdverfdachte. Zelfs internationaal, tot in Australië toe, was af en toe sprake van een waar mediaspektakel rond de Belgische kinderhorror .
Ook in Nederland heeft de zaak Dutroux in augustus dagenlang voor voorpaginanieuws gezorgd en voor een zekere lugubere suspense in de laatste dagen van deze reguliere komkommermaand: zou er immers nog hoop zijn voor An en Eefje? In vergelijking met de verpletterende mediagolf in België is de Nederlandse berichtenstroom een stuk beperkter, terwijl de toonzetting meestal redelijk ingetogen en nuchter is. Natuurlijk zijn er verschillen tussen bijvoorbeeld De Telegraaf ("An en Eefje ook dood") en NRC Handelsblad., hoewel ook deze krant het nieuws van de arrestatie van een man in Amstelveen de opening waard vindt op de voorpagina : "Zedenzaak vertakt naar Amsterdam."
De Nederlandse media laten zich minder meeslepen dan de Belgische, maar toch duiken er in de databank Lexis/Nexis, gerekend over de eerste zes weken, maar liefst 820 artikelen op waarin de naam Dutroux voorkomt, afkomstig uit elf dagbladen en het ANP, (goed voor 182 berichten). En ook de Nederlandse actualiteitenrubrieken en televisiejournaals vullen vele minuten -liefst live - met 'Dutroux'.
OPKOMST NIEUWSSTROOM NA DUTROUX
Als de allereerste opwinding over de 'Belgische Zedenzaak' luwt en er ook geen nieuws meer te melden valt uit de geheime kelders van Dutroux, zou men verwachten dat het onderwerp langzaam maar zeker uit het nieuws zal verdwijnen. Terugkijkend op de berichtgeving in de afgelopen maanden blijkt dat niet het geval. Naarmate er minder nieuws uit België te melden valt, groeit er een andere stroom berichten over allerlei gebeurtenissen, uitspraken, meningen, voorstellen en maatregelen die op de een of andere manier met 'Dutroux' te maken hebben. Het issue 'kinderporno' is door deze opzienbarende zaak op de agenda gezet en zal daar nog een hele tijd blijven staan.
In de eerste fase staan de schijnwerpers allemaal nog op België gericht. De nieuwshonger is groot, zowel bij het publiek als bij de media: elk nieuw detail kan in zo'n fase belangrijk nieuws zijn. Bovendien is de druk om met nieuws te komen extreem, hetgeen menigeen verleidt tot het publiceren van speculaties en geruchten.

CREATIE NIEUWSTHEMA
In de fase daarna creëert de sleutelgebeurtenis een nieuwsthema, een parapluie waaronder heel veel 'verwante' onderwerpen het nieuws zullen kunnen halen. Uit onderzoek naar nieuwsselectie blijkt dat één opzienbarende, spectaculaire zaak vervolgens een vloedgolf aan berichten zal opleveren die op de een of andere te maken hebben met het centrale issue. Een stroom die na verloop van tijd -als de oorspronkelijke aanleiding langzaam naar de achtergrond verdwijnt- niet afneemt maar juist aanzwelt. Dat blijkt ook te gelden voor de berichtgeving in de Nederlandse pers na Dutroux: wekenlang lezen we dagelijks artikelen of zien we reportages over kinderporno, kinderprostitutie, ontvoeringen, verdwijningen, en de gevolgen van seksueel misbruik.
De berichtgeving na zo'n opzienbarende gebeurtenis gaat zo een eigen dynamiek vertonen, die ervoor zorgt dat als het vliegwiel eenmaal op gang is gebracht de trein nog heel lang door zal rollen. Vooral ook omdat de publiciteit rond 'de zedenzaak' weer allerlei maatschappelijke reacties oplevert, variërend van organisaties die ageren tegen kindersekstoerisme tot en met politici die wijzigingen in de zedelijkheidswetgeving eisen. Al die toegenomen aandacht wekt bij het publiek soms de indruk dat het probleem plotseling sterk in ernst en omvang toeneemt, terwijl in feite alleen de aandacht ervoor is toegenomen en er in die publiciteitsgolf steeds meer uiteenlopende incidenten onder dezelfde noemer worden gebracht. Op welke manier gaan de media na 'Dutroux' aan de slag met het nieuwsthema 'kinderporno'? Welke onderwerpen, invalshoeken, en achtergronden komen aan bod en hoe reageert de samenleving?

VERGELIJKBARE INCIDENTEN
In eerste instantie zullen de media extra veel aandacht besteden aan gebeurtenissen die vergelijkbaar zijn met de Belgische zaak. Ieder nieuw geval van misbruik van kinderen, al dan niet ten behoeve van pornoproduktie zal in Nederland groot nieuws zijn, maar zulke incidenten zijn uiteraard schaars. De grootscheepse arrestatie van de man uit Amstelveen is natuurlijk groot nieuws, ook omdat daarmee het beeld van een internationaal netwerk met vertakkingen naar Nederland wordt bevestigd. Even later wordt de man overigens weer vrijgelaten. Veel aandacht, vooral op tv, gaat eind augustus ook uit naar de verdwijning van de Luikse tieners, die na twee dagen worden teruggevonden. Een maand later blijkt dat zij hun eigen ontvoering hebben verzonnen, hetgeen nauwelijks aandacht in de pers krijgt. Opzienbarend is ook de zaak van het Duitse meisje dat door haar tante en haar vriend zou zijn ontvoerd naar een camping in Nederland. Volgens de politie zou het meisje gedwongen worden tot prostitutie en was er in de woning van de twee een lijst aangetroffen met namen van twaalf andere kinderen die geprostitueerd zouden worden. Later zijn er nog andere incidenten die het nieuws halen ("Nijmegenaar van gijzelen vier meisjes verdacht", "Schiedams meisje bevrijd na korte ontvoering" en "Duitser maakte porno met meisje"), en die lijken te bevestigen dat ook Nederland zijn 'Dutrouxs' kent. Ook bij de rechtszaak tegen een man die polaroidfoto's maakte van seksuele handelingen met een meisje van acht jaar trekt de Officier van Justitie een vergelijking met de Belgische zaak-Dutroux, "al zijn de zaken niet op één lijn te stellen." De foto's waren immers niet voor de verkoop.

DE BELGISCHE CONTEXT
Sommige van deze voorvallen zouden ook onder 'reguliere' omstandigheden nog wel de krant hebben gehaald, maar zouden zonder 'Dutroux' zeker veel minder aandacht gekregen hebben. Al gaat het bij nader inzien om losstaande incidenten van misbruik van kinderen -vaak door ouders, verwanten of bekenden in plaats van door onbekende daders- de 'Belgische context' zorgt voor een bevestiging van het beeld dat er overal professionele kidnap- en pornonetwerken actief zijn, óók in Nederland. Dat beeld wordt versterkt door al het afgeleide 'zeden' -nieuws dat in de nieuwsstroom boven komt drijven, omdat het nieuwsthema nog steeds actueel is en de maatschappelijke verontrusting nog steeds groot is. Als er zich geen nieuwe, met België vergelijkbare, incidenten voordoen, verplaatst de aandacht zich naar het reconstrueren van 'oude' zaken en het weergeven van meningen, reacties en voorstellen van woordvoerders van belangengroepen (zoals Terre des Hommes) die ernaar streven om kinderporno en prostitutie als een ernstig en omvangrijk maatschappelijk probleem te definiëren.

OUDE ZAKEN ALS NIEUWS
In de eerste plaats komen oude, al dan niet eerder in de publiciteit behandelde, zaken alsnog of opnieuw in het nieuws. Zo krijgen de uitspraken van seksuoloog Jos Frenken veel aandacht, die in Nova bijna achteloos laat vallen dat dat er in Nederland vijftien seksueel misbruik netwerken bekend zijn. Dat wil zeggen bekend bij de politie en inmiddels grotendeels allemaal opgerold. Bovendien gaat het volgens de politie niet om georganiseerde criminaliteit, maar om kleine groepjes die netwerken vormen om materiaal uit te wisselen. In de media wordt Frenkens term 'seksueel misbruik-netwerken' al snel vervangen door de term 'kinderpornonetwerken'.
In Stockholm waar eind augustus het eerste Wereldcongres plaatsvindt tegen Seksuele Commerciële Uitbuiting van kinderen uit minister Sorgdrager forse kritiek op de uitspraken van Frenken. Het congres zelf is natuurlijk voor de media een goede aanleiding om de zaak Dutroux in een breder internationaal kader te plaatsen. 'Dutroux' zorgt voor de verbinding tussen misbruikte kinderen in het westen en de kinderprostitutie in de Derde Wereld. Ter illustratie laat het NOS Journaal een interview zien met een onherkenbaar gemaakt slachtoffer van kinderporno ("Het gebeurt hier even hard als in België"), al is niet duidelijk van welk netwerk zij slachtoffer was en of het tot een veroordeling is gekomen.
Een andere zaak uit het verleden is die van een Vlaams-Nederlands kinderpornocircuit dat tussen 1990 en 1992 minderjarige jongens en meisjes uit België naar Utrecht smokkelde om voor porno-opnames. Sommige Nederlandse kranten nemen ook het nieuws over van de Belgische krant De Morgen die onthult dat in de jaren zestig herhaaldelijk jonge meisjes werden misbruikt op een luchtmachtbasis in Belgisch-Limburg."De krant baseert zich op getuigenissen van twee slachtoffers. De vrouwen - meisjes toen - moesten volgens de krant ook deelnemen aan bizarre rituelen, zoals zwarte missen met dierenoffers, verkrachtingen en folteringen." Aldus het Brabants Dagblad. Zo komt via Dutroux satanisch ritueel misbruik -enkele jaren geleden een hot issue- weer in beeld.
Een andere manier om de omvang van het probleem in kaart te brengen is zoals Panorama doet het samenstellen van een "schokkend dossier.". Op de cover staan vage fotootjes van kinderen met als kop: "Deze 26 kinderen worden in Nederland misbruikt. Herkent u ze? Bel 023-5463341." In een verhaal met als titel "Het is nog veel erger dan iedereen denkt...." brengt Panorama een overzicht van alle kinderporno/misbruikzaken uit de afgelopen jaren. "Het lijkt onvoorstelbaar, maar de 'sexhorror' rond de ontvoerde en gruwellijk misbruikte jonge meisjes in België is absoluut geen lokaal incident. Ook in Nederland zijn de afgelopen jaren niet te vatten gruwelijkheden aan het licht gekomen waarbij jonge kinderen beestachtig werden misbruikt."

TWEE VANDAAG EN HET SPARTACUS NETWERK
De meest opvallende reportage in dit kader is die van het programma Twee Vandaag van 27 augustus die in één moeite door vanuit 'Dutroux' een brug slaat naar wereldwijde kinderpornonetwerken waarin invloedrijke Nederlanders actief zouden zijn. Twee Vandaag: "Ook mensen in Nederland zijn betrokken bij een wereldwijd netwerk van de commercële seksuele exploitatie van kinderen. (...) Ook in Nederland verdwijnen kinderen, worden kinderen gedood en mishandeld." De reportage wekt de indruk dat achter de Spartacus Guide, een bekende reisgids voor homo's, in werkelijkheid een kinderprostitutie- en kinderpornonetwerk schuilgaat. 'Undercover' probeert de verslaggever om via een adres uit de gids een jongen van "zestien, vijftien" te 'bestellen.' Of dat ook lukt, blijft onduidelijk. Prostitutie van (homo-) jongeren is op zich geen nieuws, maar in het licht van 'België' krijgt het een andere betekenis.
Vervolgens wordt in de reportage gesuggereerd dat Theo Sandfort van de Utrechtse Universiteit - "een invloedrijke Nederlander" - deel uitmaakt van dat wereldwijde kinderpornonetwerk; de Engelse versie van zijn proefschrift (over seksuele contacten in de vroege jeugdjaren met leeftijdsgenoten en volwassnenen) is immers ooit verschenen bij uitgeverij Spartacus. Theo Sandfort heeft inmiddels een rectificatie geëist van Twee Vandaag .

THEMATISCHE GERELATEERDE ONDERWERPEN
Op de tweede plaats krijgen thematisch gerelateerde onderwerpen steeds meer aandacht, waardoor er een verbreding van het oorspronkelijke thema plaatsvindt. 'Kindermoord en 'kinderporno' wordt gekoppeld aan 'kinderprostitutie', 'sekstoerisme', 'kindermishandeling', en meer algemeen de uitbuiting van kinderen. Het congres is Stockholm over kinderprostitutie en misbruik krijgt daardoor nog veel meer aandacht dan van tevoren al verwacht mocht worden. Bij veel artikelen over thematisch gerelateerde onderwerpen staan foto's die te maken hebben met de zaak Dutroux.
Door die verbreding groeit de nieuwsstroom, want steeds meer zaken en onderwerpen worden onder dezelfde actuele noemer gebracht. Dat kan zo ver gaan dat zo'n beetje alles wat het kind kan bedreigen het onderwerp van een verhaal wordt, zoals in Hervormd Nederland: "Hoe veilig is het kind in Nederland?" (...) "Het aantal slachtoffers dat wereldwijd voor kinderporno is misbruikt kan volgens Interpol oplopen tot ruime twee miljoen kinderen."

VERBREDING BEGRIPPEN EN DEFINITIES
Opvallend is dat 'minderjarig' gelijk gesteld wordt in de berichtgeving aan de term 'kind'. Alle vormen van prostitutie waarbij minderjarige jongens en meisjes betrokken zijn, gaan na 'Dutroux' kinderprostitutie heten. Er zijn in het verleden tal van reportages verschenen over bijvoorbeeld allochtone jongens die zich prostitueren, maar zelden of nooit werd daarvoor de term 'kinderprostitutie' gehanteerd. Ook in de berichtgeving dit voorjaar over de veertien jonge Utrechtse meisjes, die door hun Marokkaanse 'vrienden' werden gedwongen zich te prostitueren werd deze term niet gebruikt.
Eenzelfde verbreding treedt op rond de term 'kinderporno': op grond van de Belgische zaak denkt het publiek aan gruwelijke zaken, maar in de publiciteitsgolf worden al snel ook afbeeldingen van blote kinderen/jongeren onder de noemer van kinderporno gebracht. InTwee Vandaag bladert een deskundige door het fotoboek van Sally Mann om meteen te concluderen dat een foto van een kind met kleding aan, slapend naast een paar balen een stuitende vorm van kinderporno is. ("Getver... dit gaat echt te ver, dit wekt bij mij alleen walging."). Dezelfde foto's stonden overigens een paar jaar geleden nog prominent in de New York Times zonder aanstoot te geven.
Onder thematisch gerelateerd nieuws vallen ook onderwerpen als 'seks en geweld in de reclame' (waarbij vooral campagnes van Mexx en HIJ het moeten ontgelden), vermissingen (er kan immers een verband zijn met de Belgische zaak), de zin van lange gevansisstraffen en tbs behandeling en de gevolgen van het verdwijnen van aparte afdelingen zedenzaken bij veel korpsen.
Veel schaarser zijn de artikelen of reportages waarin pedofielen zelf aan het woord komen, zoals in HP/De Tijd en De Volkskrant: : "Pedofiel heeft gevoel terug bij af te zijn. Slinger van de tijd slaat door naar repressie." Dat zijn dissidente geluiden in een brede stroom aan berichten die allemaal bevestigen dat de kinderpornonetwerken een omvangrijk probleem vormen en dat pedofielen daarin een hoofdrol spelen.

INVLOED BELANGENGROEPEN
Op de derde plaats is veel van het thematisch gerelateerde nieuws afkomstig van belangengroepen die hun kans grijpen hun standpunten uit te dragen. Het gevolg is een toename van speciaal voor de media gecreëerd of door de media uitgelokt nieuws. Een goed voorbeeld is de uitspraak van het CDA-kamerlid Hillen over de wenselijkheid van chemische castratie, waarbij juist de keuze van die term garant staat voor een klein publiciteitsgolfje.
Daarnaast nemen christelijke partijen en de EO de gelegenheid waar om de discussie over de leeftijdsgrens van twaalf jaar en het zogenaamde klachtvereiste nieuw leven in te blazen met als argument dat de huidige wetgeving kinderen onvoldoende bescherming biedt tegen pedofielen.
Vergelijkbaar is de 'actie' van de PvdA naar aanleiding van een Netwerk reportage tegen de verkoop van heimelijk opgenomen video's en foto's van naakte spelende kinderen. Omdat geen sprake is van seksuele gedragingen, vallen de beelden niet onder kinderporno en is verkoop dus geen strafbaar feit.
De actiegroepen op het terrein van het kindersekstoerisme kunnen nu ook rekenen op de belangstelling van de media. Woordvoerders van de Stichting Retour en Childright Worldwide gebruiken de Belgische zaak om te 'bewijzen' dat het niet allemaal ver van het bed plaatsvindt, maar ook dicht bij huis. In De Telegraaf: leidt dat tot een groot beschuldigend verhaal: "Kinderporno is overal. Volgens gegevens van de politie ligt het aantal misbruikte kinderen rond de 10.000. Ongeveer 1.000 kinderen werken in de prostitutie." Of al die 10.000 kinderen zijn misbruikt voor kinderporno blijft onduidelijk, evenmin op welk tijdvak het getal betrekking heeft. Waarschijnlijk wordt hier misbruik in het algemeen bedoeld en misschien gaat het om jongeren die actief zijn in de prostitutie.
Velen proberen mee te liften op de publiciteitsgolf na Dutroux, zoals ook de deskundige in de NRC Handelsblad die op de opiniepagina in een adem door België verbindt met kindermishandeling in het algemeen. Ook hier rollen de tienduizenden meldingen over de tafel en is er sprake van de spreekwoordelijke ijsberg. Ter onderbouwing van het betoog heeft NRC de foto's van An en Eefje nog maar eens afgedrukt.
VERKEERDE BEELDVORMING ROND LIBERALISERING ZEDENWET
Tenslotte oefenen opzienbarende, verontrustende gebeurtenissen een grote druk uit op de decision makers in de politiek om een gebaar te maken en maatregelen aan te kondigen. De pers besteedt veel aandacht aan de reacties van politici op 'Stockholm' en aan het besluit van de EU ministers van Justitie en Binnenlandse zaken om Europol te belasten met de opsporing van kinderporno en gedwongen prostitutie.
Een belangrijk gevolg van de zaak Dutroux is de overweging van de regering om de leeftijdsgrens van twaalf jaar in zedelijksheidswetgeving uit 1991 te verhogen naar veertien jaar. De nogal confronterende reportage van EO Tijdsein is blijkbaar niet zonder gevolgen gebleven en veel kranten, zoals ook Trouw , schrijven over het terecht terugdraaien van de liberalisering van de wetgeving uit 1991. Volgens Trouw zou de door Hirsch Ballin ingediende wet zou ertoe hebben geleid "dat in de praktijk moeilijk kon worden opgetreden tegen kinderprostitutie en kinderporno." De vorige minister van Justitie, Ernst Hirsch Ballin, maakt in een uitgebreide ingezonden brief vervolgens duidelijk dat deze "beschuldigingen de zaken werkelijk volkomen op hun kop zetten." Er is geen sprake van dat de wetgeving uit 1991 een versoepeling inhield ten opzichte van de periode daarvoor. Het klachtvereiste is niet in 1991 ingevoerd als liberalisering, maar bestond al vanaf 1936. In de nieuwe wet is deze regeling versterkt en geldt deze voor meisjes én jongens tot 16 jaar. Trouw slaat de plank mis vindt de verontwaardigde ex-minister omdat kinderporno en kinderprostitutie onderwerp zijn van bepalingen in het strafrecht en die zijn juist aanzienlijk aangescherpt. Toch is dat wel de teneur in de meeste commentaren: het zou goed zijn als de leeftijdsgrens wordt verhoogd want er is onvoldoende bescherming tegen de pedofielen.
DE VERANDERDE WAARNEMING
Een schokkende gebeurtenis als de zaak Dutroux werkt op deze manier heel lang door in het nieuws. Er onstaat een publicitair sneeuwbaleffect dat ervoor zorgt dat het thema kinderporno/prostitutie zich als een olievlek in de media gaat verspreiden. Situaties die lange tijd werden geaccepteerd, genegeerd of zelfs doodgezwegen - zoals prostitutie door jongeren- worden nu geherinterpreteerd en als ernstige maatschappelijke problemen gedefinieerd. Voor een deel is dat het werk van actiegroepen, belangengroepen en andere maatschappelijke stromingen die de sleutelgebeurtenis aangrijpen om hun visies naar voren te brengen. Voor een andere deel is dat het directe gevolg van de dynamiek die zich in de periode na een key event meester maakt van de media.
De publiciteitsgolf leidt uiteindelijk tot een verschuiving in de maatschappelijke consensus, zoals treffend wordt geïllusteerd door de verwijdering van een foto bij een tentoonstelling van Robert Mapplethorpe, waarover NRC Handelsblad: schreef: "De galeriehouders besloten een van de foto's uit de verzameling, Rosalie (1976) te schrappen, omdat die foto een driejarig meisje toont dat op een bank zit en onder haar jurkje geen ondergoed draagt. De beslissing volgt op een goede raad van de Britse politie, die van oordeel is dat in de huidige context van internationale pedofiliezaken de waarneming van foto's met (halfnaakte) kinderen niet meer dezelfde is als in 1976."

vrijdag 27 september 1996

Helft Nederlanders vindt media-aandacht voor VVD-leider overdreven, blijkt uit steekproef bureau Interview Grote publiek gunt Bolkestein zijn vakantie op Cyprus

de Volkskrant, 27 september 1996

Hella Rottenberg 

De deskundigen roepen 'Reageer', en: 'Kom terug', maar het grote publiek lijkt Bolkestein zijn vakantie op Cyprus van harte te gunnen. 'Er gebeuren ergere dingen', en: 'Als iemand bekend is, wordt er zo'n heisa over gemaakt.' Het bureau Interview heeft in opdracht van de Volkskrant honderd Nederlanders naar hun mening gevraagd in de kwestie-Bolkestein. Verreweg de meesten vinden zijn terugkeer op zaterdag vroeg genoeg.

Bij de VVD-fractie stromen de adhesiebetuigingen binnen. Niet dat de telefooncentrale overbelast raakt, maar wie belt laat blijken mee te leven met Bolkestein en de liberale partij. Een aanmelding voor lidmaatschap kwam binnen, van een CDA'er nota bene, die zich vreselijk kwaad maakte over de 'hetze' van de media.

De vraag is of de affaire bij het grote publiek dezelfde opwinding veroorzaakt als bij de media en rond het Binnenhof. Uit de verkennende steekproef blijkt dat veel mensen de aandacht die de media deze week aan Bolkestein besteden, overdreven vinden. Maar ongeveer net zovelen vinden het terecht dat de naam Bolkestein het nieuws en de commentaren beheerst.

De rondvraag geeft aan dat de meningen ook half om half verdeeld zijn over de vraag of de politiek snel met een standpunt dient te komen over belangenverstrengeling. Of Bolkestein in vergelijking met andere kamerleden meer of minder ethisch handelt, durft men over het algemeen niet te zeggen. Ze hebben er geen oordeel over.

De mediabelangstelling is buiten proporties, vindt de helft van de respondenten uit de steekproef, want 'een belangrijk man als Bolkestein mag best lobbyen, hij weet wat hij doet', 'hij houdt de mensen in Nederland aan het werk' en 'ze moeten hem met rust laten'.

De andere helft van de respondenten is het daar niet mee eens. Zij denken dat de politieke zuiverheid in het geding is en dat de zaak de aandacht krijgt die zij verdient. 'Twee petten op kan niet', zegt iemand. Een ander meent: 'De kiezer kiest een partij, niet een bedrijf'. Sommigen ergeren zich aan de 'hautaine' houding van Bolkestein, alsof hij zich alles kan veroorloven.

Tegelijkertijd vinden de meeste ondervraagden het helemaal niet nodig dat Bolkestein eerder terugkomt van Cyprus. 'Het is belachelijk om hem op zijn vakantie lastig te vallen', 'het is nu toch al gebeurd, die paar dagen maken niets uit', zo luidt de teneur van de antwoorden.

Niet alleen collega-politici en media denken daar anders over, ook deskundigen op het gebied van public relations zijn ervan overtuigd dat Bolkestein er veel verstandiger aan had gedaan meteen op de aantijgingen te reageren.

Charles Schwietert, die als voormalig staatssecretaris op dit punt ervaring heeft en nu specialist is op het gebied van imago-beschadiging, gaf Bolkestein deze raad: 'Reageren! Pak het initiatief. Je moet de trend doorbreken! Zoiets waait nooit vanzelf over.'

Volgens docent Peter Vasterman van de Utrechtse hogeschool voor journalistiek, die een proefschrift over media-hypes schrijft, breidt de berichtgeving zich als een olievlek uit, zolang het object in kwestie zich in zwijgen hult. 'De opwinding verdwijnt op het moment dat Bolkestein reageert. Media moeten elke dag iets over de affaire melden, en die blijft dus in het nieuws. Als er geen nieuws is, wordt het jagen op nieuws zelf nieuws. De achtervolging van Bolkestein op Cyprus kregen we in het Journaal te zien.'

De eerste presentatie van een schandaal zet de toon, zo blijkt uit onderzoek. Het is vervolgens erg moeilijk om de beeldvorming nog te wijzigen. Hoe langer iemand wacht met het geven van tegenargumenten, des te minder kans op succes, meent Vasterman.

Bolkestein stuurde als commissaris een brief over een MSD-medicijn naar het prive-adres van minister Borst. In de Netwerk-uitzending daarover kwamen politici aan het woord die dit veroordeelden als iets onbehoorlijks. De brief van de VVD-leider had ook anders kunnen worden uitgelegd, namelijk als bewijs dat hij correct had gehandeld en zijn functies van fractievoorzitter en commissaris van MSD scheidde. De uitleg van dezelfde gebeurtenissen, kortom, kan sterk verschillen.

Bovendien blijkt bij affaires vaak later dat de feiten toch iets anders liggen. Vasterman: 'Naarmate de tijd verstrijkt, lijken de oorspronkelijke feiten er steeds minder toe te doen. Media brengen reacties op de eerste onthulling. En dan volgen weer reacties op reacties. Het natrekken van de oorspronkelijke feiten gebeurt veel minder.'

De concurrentie tussen de media is groter dan vroeger, en journalisten zijn bang nieuws te missen. Daardoor ontstaat vrij snel eenstemmigheid. Ook de ontzuiling en depolarisering is daar debet aan. Kon je er vroeger gif op innemen dat wanneer De Telegraaf iemand aanviel, de Volkskrant hem in bescherming nam en andersom, tegenwoordig ligt dat genuanceerder. In de zaak-Bolkestein neemt ook De Telegraaf een kritisch standpunt in.

Of Bolkestein blijvende schade oploopt, durven opiniepeilers en pr-deskundigen niet te voorspellen. Het hangt van talrijke factoren af: wordt hij sympathiek gevonden of bestaat er latente antipathie tegen hem; is hij in staat helder en consistent weerwerk te leveren; wordt hij zichtbaar gesteund door prominente figuren om hem heen; wekt de affaire morele verontwaardiging bij het publiek of is de kwestie onduidelijk en te technisch?

Hoe belangrijk de media en de publieke opinie ook mogen zijn, ze geven niet automatisch de doorslag bij het maken en breken van een politieke carrière. 'De machtsverhoudingen zijn heel bepalend', zegt Vasterman. Een mooie illustratie vormen Lubbers en Brinkman. Beiden werden beschuldigd van onoorbaar gedrag en belangenverstrengeling. Lubbers liep geen schram op, Brinkman kwam ten val.

Bij de VVD is geen spoortje onzekerheid merkbaar over de goede afloop. Op een afdelingsavond in het liberale bolwerk Wassenaar, druk bezocht door gesoigneerde heren en enkele dames, lopen de emoties hoog op als het gaat om de monetaire toekomst van Nederland. Moeten we ons wel aansluiten bij de EMU? Kunnen we er ooit nog uit als het niet bevalt?

De kwestie-Bolkestein wordt nonchalant weggewoven. 'Ontzettend opgeklopt', zegt een VVD-wethouder. 'Ik begrijp het wel. De VVD heeft succes. We staan op 43 zetels. Dat wekt grote ergernis op bij D66 en PvdA.'

'Een hetze van de linkse pers', oordeelt een gepensioneerde ondernemer. 'Het stelt niets voor. Wat noem je zuiverheid? Ik vraag ook wel eens wat aan de wethouder die ik goed ken.'





Classification


woensdag 21 augustus 1996

IN DE BAN VAN DE ONTUCHT

GEPUBLICEERD IN PROCES AUGUSTUS 1996.

 Peter Vasterman


In het voorjaar van 1996 kwam een reeks van ontuchtzaken op scholen in de publiciteit. Hoe komt zo'n mediahype op gang? Welke processen spelen zich daarin af en wat zijn de gevolgen? Welke rol spelen de media, het publiek, maar ook overheid en maatschappelijke belangenorganisaties?
Voor het ontketenen van een dergelijke mediahype zijn twee factoren doorslaggevend: een voedingsbodem en een opvallende gebeurtenis, die de vonk levert voor de ontbranding. Vervolgens zorgen de media voor een enorme uitvergroting van het probleem waardoor de indruk kan ontstaan dat het probleem alleen maar toeneemt. En die beeldvorming heeft weer allerlei maatschappelijke consequenties.



zoenende leraar geschorst.


"Zijn schorsing als leraar van het Johannes Fontanus College in Barneveld voor het geven van een zoen (op de wang) aan een leerlinge is voor E. de Graaf geen aanleiding het lidmaatschap van de gemeenteraad voor de RPF in zijn woonplaats Putten op te geven."
Kan dit voorpaginanieuws zijn anno 1996? In Nederland? Op de voorpagina van een respectabele regionale krant? Het kan, sterker nog: het wàs voorpaginanieuws bij Utrechts Nieuwsblad, op zaterdag 23 maart 1996. Een zoenende leraar temidden van bomaanslagen en overig oorlogsgeweld.
Op het eerste gezicht is het tamelijk onbegrijpelijk hoe zo'n relatief 'klein' incident plotseling zo'n belangrijk nieuws kan zijn, maar een volgend artikel, op maandag 25 maart, brengt opheldering. Het voorval met de 'spontane' leraar wordt gemeld onder de noemer van de reeks ontuchtzaken die dan in de afgelopen twee maanden dagelijks voorpaginanieuws zijn geweest. "Op enige scholen zouden docenten op grote schaal ontucht met leerlingen hebben gepleegd. Deze week nog werd een docent in Putten geschorst."
Binnen de context van die publiciteitsgolf over leraren die zich schuldig maken aan ontucht en seksueel misbruik is de keuze van de UN-redactie begrijpelijk: alwéér zo'n geval, dat moet op de voorpagina. En zo ontstond in het voorjaar van 1996 het beeld dat steeds meer leraren zich schuldig maakten aan ontucht en misbruik. Het wordt steeds erger. Kijk maar, iedere dag zijn er weer nieuwe ontuchtzaken die aan het licht komen. En niet alleen op scholen, maar ook in de sport, in tehuizen, in het jeugdwerk, ja zelfs in de dierenwinkel is je kind niet meer veilig: "Meer aangiften van ontucht winkelier." (Brabants Dagblad 27/3/96: "Winkel leek wel een kinderverblijf.").
Op het hoogtepunt van de 'ontuchtgolf' kon iedere krant wel een handvol berichten over misbruikgevallen melden en stonden NOS Journaal, RTL Nieuws en vooral ook SBS Hart van Nederland met de camera's in de aanslag op de schoolpleinen voor de nieuwste onthullingen. Paul Witteman in Nova: "Het lijkt wel een epidemie."
Nederland in de ban van de ontucht.



mediahype

De publiciteitsgolf over ontucht op scholen en in de sport is een goed voorbeeld van een mediahype, waarbij plotseling een intensieve berichtgeving ontstaat over een 'nieuw' maatschappelijk probleem. In die berichtgeving zitten elementen van angst (is het een bedreiging?), paniek of morele verontwaardiging. Niet alleen mensen, maar ook de media kunnen hyperventileren, dat wil zeggen, sterk en gejaagd gaan ademhalen. Angstgevoelens kunnen aan de basis liggen, maar het hyperventiIeren zelf veroorzaakt weer nieuwe angstgevoelens, waardoor een spiraalbeweging kan ontstaan. Dat proces leidt tot het bekende hijgerige gedoe waarbij journalisten elkaar de loef af proberen te steken en ieder nieuw incident -hoe klein ook- per definitie voorpaginanieuws is, als het maar past in de vigerende publiciteitsgolf.
Dergelijke mediahypes spelen zich regelmatig af rond de 'ontdekking' of 'herontdekking' van maatschappelijke problemen, of het nu gaat om georganiseerde misdaad (de IRT-affaire), gezondheidsrisico's (gekke koeien) of seksueel misbruik (ontucht). De media zorgen voor een uitvergroting van een maatschappelijk probleem, creëren daarmee vaak de indruk dat het probleem alleen maar toeneemt en vervolgens heeft die berichtgeving weer allerlei maatschappelijke gevolgen.
Centraal daarbij staat de definiëringskwestie, want maatschappelijke problemen vormen geen 'objectief gegeven', maar worden geconstrueerd in een maatschappelijk definiëringsproces, waarbinnen tal van groepen hun visie op de ernst van het probleem proberen uit te dragen. Een mediahype is een weerslag van de stroomversnelling waarin dat proces terecht kan komen bijvoorbeeld na enkele opvallende gebeurtenissen die veel aandacht in de media krijgen. Het resultaat van een mediahype is vaak een herijking van beleid en van de grenzen van toelaatbaar gedrag.
Voor het ontketenen van een dergelijke mediahype zijn twee factoren doorslaggevend: een voedingsbodem en een opvallende gebeurtenis, die de vonk levert voor de ontbranding.
voedingsbodem

De ontuchtzaken op scholen komen natuurlijk niet uit de lucht vallen. Al sinds het begin van de jaren tachtig is er een maatschappelijk bewustwordingsproces op gang gekomen rond het onderwerp incest onder invloed van de vrouwenbeweging, die midden jaren zeventig actie ging voeren tegen vrouwenmishandeling, verkrachting en porno.
Deze reactie op de seksuele revolutie uit de jaren zestig kwam duidelijk tot uitdrukking in de opkomst van nieuwe, pejoratieve termen als: seksueel geweld, seksueel misbruik, en seksuele kindermishandeling. In tegenstelling tot het woord 'incest' laat de laatste term geen enkel misverstand bestaan over de aard van de seksuele relatie tussen volwassenen en kinderen, er is altijd sprake van dwang en geweld.
In 1982 werd de Vereniging tegen Seksuele Kindermishandeling opgericht en in de jaren daarna kwam er een onophoudelijke stroom van artikelen, reportages, boeken en films op gang over seksueel misbruik van kinderen.
Aanvankelijk concentreerde de aandacht zich op misbruik van meisjes binnen het gezin, later ging het ook om misbruik in allerlei andere situaties en relaties. Bovendien beperkte het misbruik zich niet tot kinderen, maar ging het ook om volwassenen. De samenleving werd zich als het ware bewust van telkens weer nieuwe aspecten van het misbruik-probleem: ook allerlei andere groepen bleken slachtoffer te kunnen zijn van misbruik. De nadruk leek te verschuiven naar seksueel misbruik in gezagsverhoudingen: de dokter met de patiënt, de hulpverlener met de verstandelijk gehandicapte, de pastores met de parochiaan, en de trainer met de sporter. Bovendien bleken niet alleen meisjes en vrouwen maar ook jongens en mannen slachtoffer te kunnen zijn van seksueel misbruik.

Tot eind jaren tachtig werd het idee dat ook jongens en mannen slachtoffer zouden kunnen zijn van misbruik nauwelijks serieus genomen, pas in 1987 komen de eerste meldingen en de eerste onderzoeken. Dit maatschappelijke bewustwordingsproces rond seksueel misbruik gaat gepaard met een verharding in het strafklimaat: aangiftes leiden vaker tot rechtszaken en veroordelingen, terwijl vroeger menige misbruikzaak werd geseponeerd bij gebrek aan bewijs. Uiteraard zorgen die rechtszaken voor een toename van de publiciteit over incest en ontucht.
Gezien vanuit die voortdurende vertakkingen en verbredingen van het oorspronkelijke thema was de 'herontdekking' van ontuchtzaken op scholen bijna voorspelbaar. In 1990 werd het Project Preventie Seksuele Intimidatie ingesteld door het ministerie van onderwijs met als opdracht de ontwikkeling van beleid. In 1993 stelde de onderwijsinspectie een handreiking op over preventie en bestrijding van seksuele intimidatie op scholen en adviseert om een vertrouwenspersoon aan te stellen. De onderwijsinspectie zelf heeft al langer vertrouwensinspecteurs aangesteld om scholen te adviseren. En sinds oktober 1994 is elke school verplicht om seksueel misbruik en intimidatie aan te pakken met concrete maatregelen.

Dat er steeds meer gevallen van ontucht of misbruik gemeld gaan worden en dat er grote 'affaires' zullen ontstaan, is vervolgens slechts een kwestie van tijd. Uit het via Internet beschikbaar gemaakte archief van het Eindhovens Dagblad en het Brabants Dagblad blijkt bijvoorbeeld dat er in 1994 15 berichten waren over het onderwerp ontucht en scholen, in 1995 24, terwijl in 1996 tot en met 11 juni al 60 artikelen werden gepubliceerd. Het betreft hier zowel nieuwsberichten over ontuchtgevallen als meer algemene achtergrondverhalen over het verschijnsel op zich. Zo komt het proces langzaam op gang om vervolgens te culmineren in de hype van voorjaar 1996.

de vonk

Voor het ontstaan van een publicitaire kettingreactie is meestal een opvallende gebeurtenis nodig die voldoende publiciteit krijgt om het journalistieke vliegwiel op gang te brengen. De beschuldigingen van de drie judoka's tegen hun voormalige trainer Peter Ooms vormen een goed voorbeeld van zo'n key event, dat er vervolgens voor zorgt dat plotseling steeds meer ontuchtzaken in de sport naar buiten komen. Dat hoeft niet per se een nieuw incident te zijn, het kan ook gaan om 'oude' feiten die in het licht van de veranderende maatschappelijke opvattingen alsnog in de openbaarheid komen en vervolgens voor opwinding zorgen.
Het is geen toeval dat het zowel bij de school in Rijssen als in Amersfoort ging om incidenten die zich jaren eerder gedurende een lange periode, te beginnen in de jaren zeventig, hadden afgespeeld. De zaak van de godsdienstleraar van de Christelijke Scholengemeenschap Reggesteijn is een goed voorbeeld van een affaire die als katalysator kon dienen van een hype.
Voor de media bevatte deze zaak een aantal extra 'aantrekkelijke' aspecten: behalve het grote aantal slachtoffers (zo'n 30 jongens), ging het om mensen die deel uitmaken van de Noorse Broederschap, volgens NRC Handelsblad een "fundamentalistisch protestantse geloofsgemeenschap die een grote preoccupatie heeft met het Kwaad. Vooral als het zich voordoet in de vorm van seks en lustgevoel dient de 'oorlog' aan het vlees te worden verklaard." Bovendien werd korte tijd later ook nog de oud-decaan van deze school aangehouden wegens ontucht. NRC Handelsblad van 6 maart 1996: "Van verkrachtingen of anaal verkeer door beide leraren is volgens de openbare aanklager nooit sprake geweest. Het gaat om tastende en aaiende vingers óp de gulp, en in een enkel geval ín de gulp. In één geval zou er sprake zijn geweest van 'wederzijdse bevrediging'.

de verbreding

Als eenmaal een opvallende affaire het nieuws heeft gehaald, dan gaan de media hun schijnwerpers gezamenlijk richten op vergelijkbare zaken en dan zullen er steeds meer incidenten gemeld gaan worden. Hoe dat in z'n werk gaat, valt te lezen in een interview in De Journalist (22/3/96) met Cees van der Laan, de verslaggever die de Guido de Brès aan het rollen bracht, "over zijn retegoeie scoop."
"De aanleiding was natuurlijk de affaire in Rijssen. We zaten in overleg bij de GPD en wij wilden iets doen met het onderwerp seksueel misbruik op scholen. Ik riep toen, ik weet nog wel wat, dat kan ik wel eens gaan uitzoeken." Als oud-leerling van de school had hij al heel snel beet: "de eerste oud-leerling die ik belde bevestigde het meteen. Ik herinnerde me dat die een nogal close relatie met de dader had. Toen kwamen de feiten van eind-jaren zeventig boven water."
De invalshoek van zijn onthulling op zes maart is niet het misbruik op zich maar het feit dat de schoolleiding de zaak heeft verzwegen en de leraar pas in 1993 heeft ontslagen. Dat voegt een extra dimensie toe aan de zaak die voor journalisten extra interessant is: de autoriteiten hebben niet naar behoren gehandeld, gaan er nu koppen rollen?
Van der Laan geeft heel duidelijk aan dat nu pas de tijd rijp was voor dit onderwerp: "Trends gaan over, dus misschien had ik dit verhaal over twee jaar niet kunnen schrijven, omdat het dan geen onderwerp was. Dat is raar, maar zo werkt het in de journalistiek. Waarom heb ik niet vijf jaar geleden gepubliceerd? goede vraag. (...) Het onderwerp staat nu op de publieke agenda." Pas als dat gebeurt, kan een key event een ware kettingreactie veroorzaken. En dat gebeurde ook, Cees van der Laan: "Vanaf die dag werd het werken me voor enkele dagen onmogelijk gemaakt. Ik werd plat gebeld door de media. Het was echt heel erg: Theo van Gogh, Paul Witteman, Twee Vandaag, de KRO, Veronica, SBS6, de NCRV, allerlei radioprogramma's. Er belde een omroep op met de vraag of ik de namen van de slachtoffers wilde doorgeven, en of ik andere wilde bemiddelen."
Op dat moment is de Guido de Brès affaire dagenlang voorpaginanieuws en komen er telkens weer nieuwe 'feiten' aan het licht. Zo wordt een andere leraar ook beschuldigd van ongewenste seksuele handelingen, die zich 'ergens in de jaren tachtig', moeten hebben voorgedaan. Verder verklaart een leerlinge tegen NRC Handelsblad dat zij in 1987 ten onrechte van school is verwijderd omdat zij meer dan drie vijven had op haar kerstprapport. Met misbruik of ontucht heeft het niets te maken, maar dat lijkt nauwelijks van belang: op de Guido de Brès is blijkbaar van alles aan de hand.
Al snel concentreert de berichtgeving zich op de vraag of het schoolbestuur rector G van Middelkoop, de laan uit zal sturen, omdat hij de zaak zo lang heeft stilgehouden, een deel van de ouders niet heeft ingelicht en geen aangifte heeft gedaan. Het schoolbestuur heeft er meer dan een week voor nodig om de knoop door te hakken en de rector tijdelijk op nonactief te stellen. Het gevolg is dat de media een week lang iedere dag een update zullen brengen over de positie van de rector. Op RTL Nieuws is het laatste Guido de Brès nieuws - namelijk dat er nog steeds geen beslissing is genomen- van minstens evenveel importantie als de koude oorlog tussen China en Taiwan.

Zulke processen zorgen voor een enorme verbreding van de publiciteit over ontucht op scholen. Het gevolg daarvan is dat er nog veel meer ontuchtzaken gemeld zullen worden en veel aandacht in de media zullen krijgen. Daarbij gaat het in de meeste gevallen om gebeurtenissen uit het verleden die nu pas in de openbaarheid komen. Iedere dag is er weer 'ontucht' nieuws, zo blijkt er ook ontucht gepleegd te zijn op scholen in 's Gravezande, Zwijndrecht, Den Haag, Heerenveen, Middelburg, Nijmegen, Oldenzaal, Dokkum, Apeldoorn, Geleen, Veghel, Haarlem, Leuth, Grootebroek, Kampen, Schiebroek, Heesch, Woerden, er lijkt geen einde te komen in de maanden maart tot en met mei. En daarnaast zijn er nog de ontuchtzaken die in de sportwereld aan het licht komen: van een waterpolotrainer in Barendrecht tot en met een jeugdleider van de Hengelose voetbalclub Tubantia. En telkens staan de camerateams aan de poorten.



wisselwerking media en maatschappij

Het groeiend aantal ontuchtzaken in de media is enerzijds een gevolg van de werkwijze van de media, anderzijds een gevolg van reacties uit de samenleving op de eerste key events die in het nieuws komen.
Voor de media geldt de wetmatigheid: als een nieuwsthema eenmaal is gelanceerd dan zal vervolgens ook ieder incident dat ook maar op de een of andere manier met dat thema te maken heeft nieuws worden. Journalisten gaan intensief op zoek naar 'vergelijkbare' of 'gerelateerde' gevallen, naar andere invalshoeken en originele bronnen en nog niet eerder geïnterviewde experts of ervaringsdekundigen. In dat kader komt uiteraard een hele stoet deskundigen, opinieleiders, commentatoren en hulpverleners voorbij die allemaal hun steentje bijdragen. De concurrentie tussen de media, de schreeuwende behoefte aan onderwerpen voor actualiteitenprogramma's en talkshows, de komst van steeds meer commerciële zenders, het draagt allemaal bij tot de mediahype rond ontucht.
En wat gebeurt er aan de andere kant, in de samenleving zelf? Bij die reacties op de publiciteit gaat het om verschillende processen: in de eerste plaats zullen mensen die zich slachtoffer voelen van vergelijkbare vormen van misbruik met hun verhaal naar buiten willen komen. Ze krijgen de kans om hun verhaal te doen bij televisie talkshows of in de zaterdagbijlage van een krant. Die verhalen leveren weer herkenning op voor anderen, die vaststellen dat ze het misschien nooit zo hebben benoemd of (h-)erkend maar dat ook zij slachtoffer zijn geweest van ontucht. Er vindt op die manier een voortdurende herinterpretatie plaats van incidenten uit het verleden.

Op de tweede plaats zullen ouders, leraren en vooral ook rectoren en schoolbesturen sneller tot actie overgaan als zich incidenten voordoen die als misbruik of ontucht geïnterpreteerd kunnen worden. De zoenende leraar uit Putten werd meteen geschorst en haalde de voorpagina, terwijl zo'n incident vroeger zeer waarschijnlijk intern zou zijn opgelost, als het al een 'affaire' zou zijn geworden. Op de derde plaats zal zich een nieuwe discussie gaan afspelen in het onderwijs, in de sport, in het jeugdwerk over de grenzen van de toelaatbaarheid van bepaalde 'intimiteiten'. Congressen, workshops en bijscholingen zullen er besteed worden aan de toelaatbaarheid van bepaalde handelingen met kinderen.
Zo organiseerde het Brabants Steunpunt Jeugdwelzijn een speciale cursus over omgaan met intimiteit voor zestig jeugdleiders, waar zich lange discussies afspeelden over knuffelen, stoeien, 'bloot waterspel' en de 'kusjestrein.' "Blote kinderen in 'wasstraat', dat is nu verdacht," kopt de Volkskrant (23/5/96) boven het artikel over deze curus die heel duidelijk in het teken staat van angst en verwarring. "Het zijn vragen en kwesties die een paar jaar geleden bij wijze van spreken nog niet eens bestonden, maar waaraan nu een label hangt: 'Pas op, seksueel misbruik!'"
Eventueel leiden dergelijke discussies tot scherpere normen, het opstellen van gedragscodes (voor sportcoaches zoals de NSF heeft voorgesteld), meer controle, en sneller ingrijpen door autoriteiten en justitie. Het gevolg van dat patroon kan zijn dat er in de komende jaren nog veel meer misbruikgevallen in de publiciteit zullen komen.

verschuivende definities

"Moeten ouders er niet op kunnen vertrouwen dat zij worden ingelicht als hun kinderen op school worden misbruikt?" Vroeg een verslaggever op het hoogtepunt van de rel rond de Amersfoortse Guido de Brès school aan de schoolrector. "Dat hangt ervan af hoe je de term misbruik opvat." Aldus de rector: "In 1990 was er geen sprake van misbruik. De kinderen hadden samen met de docent naar pornofilms gekeken, en af en toe was er sprake van masturbatie. Dat hoort niet, dat geef ik toe, maar van misbruik was geen sprake." Een dergelijke uitspraak zal een schoolrector nu niet meer voor z'n rekening durven te nemen: met leerlingen naar een pornofilm kijken en masturberen is een vorm van seksueel misbruik. Die verschuiving in de definiëring van het begrip seksueel misbruik is een van de belangrijkste gevolgen van de mediahype over ontucht. De media reflecteren in eerste instantie de langzaam veranderende opvatting in delen van de samenleving, maar zorgen aan de andere kant af en toe voor stroomversnellingen en verbredingen waardoor die nieuwe opvattingen uiteindelijk deel uit gaan maken van de maatschappelijke consensus.





donderdag 4 april 1996

DE PARADOX VAN DE MEDIAHYPE. IN DE GREEP VAN DE GEKKE KOE

DE PARADOX VAN DE MEDIAHYPE. IN DE GREEP VAN DE GEKKE KOE

Peter Vasterman

Gepubliceerd in de Volkskrant van 4 april 1996
Wetenschappers zijn er nog niet in geslaagd om het verband ook daadwerkelijk te bewijzen, maar het kan bijna geen toeval zijn dat zich juist in Engeland een reeks van affaires voor heeft gedaan rond gezondheidsrisico's. Vorig jaar was er nog de 'pilpaniek', twee jaar geleden de opwinding rond de ontdekking van een nieuwe -al meer dan 100 jaar bekende- vleesetende bacterie en in de jaren daarvoor was iedereen in de ban van de hypes rond de salmonella en lysteria besmettingen.(Detection methodologies for Listeria monocytogenes)

zaterdag 16 maart 1996

'Ontuchtaffaires sociaal symptoom'; Onderzoeker P. Vasterman over mediahype en werkelijkheid

NRC Handelsblad, 16 maart 1996

Door: Monique Snoeijen. 

UTRECHT, 16 MAART. De brief over seksueel misbruik door een godsdienstleraar was nog maar net aan de ouders verstuurd of er stond al een cameraploeg bij de rector van het interconfessioneel college in 's-Gravenzande op de stoep. De man had pech. De publiciteitsmachine over ontucht op scholen was reeds aangezwengeld. Ze was sputterend op gang gekomen met de ontuchtzaak van een godsdienstleraar van een protestantse scholengemeenschap in Rijssen en had zich enkele weken later warm kunnen draaien met de zaak van een aardrijkskundeleraar van een gereformeerde scholengemeenschap in Amersfoort.

Ontucht op confessionele scholen. Het was er altijd al, maar nu pas heeft het de volle aandacht van de media. 'Het journalistieke vliegwiel is op gang gekomen', zegt P. Vasterman, docent massacommunicatie aan de Utrechtse School voor Journalistiek en Voorlichting. Twee jaar geleden begon hij aan zijn promotieonderzoek naar 'mediahypes' over de 'dynamische wisselwerking tussen de media en de samenleving'.

Met mediahype bedoelt Vasterman dan niet de opgeklopte publiciteit voor bijvoorbeeld een pas verschenen boek of film. Hij richt zich op het mechanisme dat ten grondslag ligt aan publiciteitsgolven over maatschappelijk problemen. Niet alleen mensen kunnen volgens Vasterman hyperventileren. Ook de media kunnen door de opwinding 'heel sterk en gejaagd gaan ademhalen'. En gek genoeg verloopt dat volgens Vasterman altijd via hetzelfde patroon.

Het begint vaak met een incident dat bijvoorbeeld alleen in een regionaal dagblad aandacht krijgt. Meestal is het een onderwerp over seksualiteit, criminaliteit of gezondheid. Kort daarna verschijnt elders een soortgelijk bericht. Een belanghebbende of een journalist neemt 'een trend' waar en voorziet het verschijnsel van een nieuw 'label'. Nu kan de vonk overspringen. Journalisten laten de dagelijkse nieuwsstroom door een nieuw filter gaan en houden elkaar scherp in de gaten. Bovendien voelen lezers en kijkers zich door de uitvoerige publiciteit aangespoord om ook met hun ervaringen voor de dag te komen. 'Daardoor lijkt het alsof een verschijnsel is toegenomen', zegt Vasterman, 'maar het gaat vooral om een toename van de berichtgeving erover.' Vroeger kwam bijvoorbeeld kindermishandeling op veel grotere schaal voor dan nu, zegt Vasterman. 'Toch zijn de cijfers al jaren aan het stijgen. Dat komt omdat we er nu veel meer op letten en de definitie van kindermishandeling bovendien is verruimd. Wat vroeger een ferme tik van de hoofonderwijzer was, heet nu mishandeling.'

In het bestuderen van mediahypes is het volgens Vasterman van groot belang om een onderscheid te maken tussen 'incidentele mediahypes' en 'structurele publiciteitsgolven' - ook al vertonen ze hetzelfde patroon.

Neem nu de 'Killerbug'. In het voorjaar van 1994 kwam hij uit Engelse kranten overgevlogen naar Nederland. De Engelse tabloids hadden flink uitgepakt. 'Vleesbacterie at mijn broer op in achttien uur' kopte de Sun. Nederlandse media volgden. Het Algemeen Dagblad schreef over het 'vleesetend virus dat zich met een snelheid van ongeveer 2,5 centimeter per uur door vlees, vet en spieren eet'. In het tijdschrift Massacommunicatie van maart vorig jaar beschrijft Vasterman hoe de Killerbug in Nederland tot de nodige opwinding leidde. Het begon met een stukje in een regionale krant dat meldde dat de directie van het plaatselijke ziekenhuis had besloten de operatie-afdeling tijdelijk te sluiten en schoon te maken nadat twee mensen besmet waren geraakt met een gevaarlijke bacterie. In dezelfde streek komt later nog een geval voor en na de publiciteit over de 'vleesetende bacterie' die dan op gang komt volgt nog een vierde geval. 'Vanaf dat moment zien journalisten een cluster en kan de zaak escaleren', schrijft Vasterman. Maar een deel van de berichten was onjuist, de rest was al langer bekend. Daarom stierf de Killerbug, net als bijvoorbeeld de opwinding rondom kankerverwekkende parkieten een aantal jaren daarvoor, een vroege dood. Een schoolvoorbeeld van een incidentele mediahype.

Anders ligt het met publiciteitsgolven die een weerslag zijn van een veranderende samenleving. Een publiciteitsgolf kan ook een uitdrukking zijn van een verandering in bewustwording en langer dan een decennium beklijven. In dat kader moet men volgens Vasterman de aandacht voor ontucht op scholen plaatsen. Het past in de continue publiciteitsstroom over seksueel misbruik die in de jaren tachtig ontsprong. In de jaren zestig werd volgens Vasterman bijvoorbeeld nog tamelijk laconiek gedaan over verkrachting. 'Verkrachters waren psychopaten die zich ophielden in donkere bosjes.' Maar in de jaren zeventig werd verkrachting 'herontdekt' en ontstond het beeld dat verkrachters vaak bekenden van het slachtoffer waren en veel verkrachtingen binnen relaties plaatsvonden. Als uitvloeisel hiervan en onder druk van de vrouwenbeweging kwam in de jaren tachtig het onderwerp incest op de agenda. In 1982 werd de Vereniging tegen Seksuele Kindermishandeling opgericht en in de jaren daarna kwam er een onophoudelijke stroom van artikelen, reportages, boeken en films op gang over seksueel misbruik van kinderen.

De aandacht nu voor ontucht op confessionele scholen is volgens Vastermans 'een logische vertakking' van deze nieuwsstroom. Veel aandacht ging daarin de laatste tijd uit naar seksueel misbruik binnen gezagsverhoudingen. De dokter met de patiënt, de hulpverlener met de verstandelijk gehandicapte, de pastores met de parochiaan, de trainer met de sporter en nu de leraar met de leerling. Dat er sprake is van een mediahype wil volgens Vasterman nog niet zeggen dat media de zaak opblazen. 'De media doorbreken een taboe en andere slachtoffers besluiten dan ook met hun ervaringen naar buiten te komen.' Mediahypes kunnen volgens Vasterman bovendien een positief effect hebben. 'Na verloop van tijd zal de berichtenstroom over ontucht op scholen weer wegebben, maar dan is er wel wat veranderd in de samenleving. Leerlingen zullen eerder aan de bel trekken als ze het idee hebben dat een leraar een grens overgaat.'

Maar met de opkomst van regionale en lokale media en de toename van nieuwe commerciële zenders is er wel een schreeuwende behoefte ontstaan aan onderwerpen voor alle actualiteiten- en praatprogramma's. Vastermans heeft het idee dat mediahypes daardoor de laatste jaren in aantal toenemen. 'Affaires zingen ook makkelijker rond.' Maar de docent massacommunicatie wil niet in de valkuil van zijn eigen onderzoek trappen. 'Nu ik het label mediahype op sommige nieuwsstromen heb geplakt, lijkt het misschien wel alsof het verschijnsel is toegenomen, maar het is natuurlijk zo oud als de media zelf.'

Foto: P. Vasterman. (Foto Evelyne Jacq)



maandag 4 maart 1996

Het is verontrustend en het neemt toe; Waarom het mediahypevirus steeds ernstiger om zich heen slaat

Algemeen Dagblad, 4 maart 1996

Door Carel Brendel 

IN ONS DORP woonde een jongen die ter wille van zijn opvoeding naar een rooms-katholiek internaat werd gestuurd. Na enige tijd hoorden we dat de paters of fraters op dit instituut hun handen niet thuis konden houden. Niemand keek op van deze verhalen. Dat was toch geen nieuws! Zoiets kon je verwachten op een katholieke kostschool. Bovendien bestonden er aan het eind van de jaren vijftig nog geen 06-lijnen, meldpunten of steungroepen waar de slachtoffers van seksueel geweld of kindermishandeling hun nood konden klagen.

Het ANP meldde onlangs dat sinds 1992 bij een daartoe ingestelde stichting maar liefst 400 klachten zijn binnengekomen over seksueel misbruik door pastores. Volgens Ikon-omroeppastor ds. J. van der Werf gaat het om 'het topje van de ijsberg'. Het publieke geheim van toen is uit de taboesfeer gehaald, benoemd en en bespreekbaar geworden. Maar uit het bericht wordt niet duidelijk of de ijsberg groter is dan veertig jaar geleden. Je zou gezien de afname van zowel het aantal pastores als het aantal gelovigen eerder veronderstellen dat het misbruik sterk terugloopt.

Het berichtje over de ontsporende priesters en dominees heeft weinig aandacht getrokken. Het is overschaduwd door andere, nieuwere en spectaculairdere gevallen van seksueel misbruik. In Rijssen zou een godsdienstleraar aan een technische school ontucht hebben gepleegd met dertig jongens. De ophef rond deze affaire is des te groter, omdat zij zich afspeelt in een zeer orthodox gereformeerd dorp en de verdachte bovendien lid is van de Noorse Broeders, een 'sektarische' groep met bevindelijke en charismatische trekken. Het fenomeen sekte speelt ook in de zaak van de Amsterdamse Platoschool, die wordt bestierd door de School voor Filosofie. Onderwijzers worden tien jaar na dato beschuldigd van 'structureel slaan' op blote billen van leerlingen.

(Verdenking van) ontucht verder op een basisschool in Dokkum, in een tehuis voor zwakzinnigen in Udenhout, en in de Nederlanse Judobond, waar drie pupillen de succestrainer Peter Ooms beschuldigen van vergaand misbruik. De harde weg naar de sportieve top ging volgens judoka Anita Staps gepaard met 'dingen die waarschijnlijk getrouwde stellen niet eens met elkaar doen'.

"De komende tijd kunnen we meer berichten verwachten over trainers die hun pupillen misbruiken', reageert Peter Vasterman, docent massacommunicatie aan de faculteit Journalistiek en Voorlichting van de Hogeschool Utrecht. Vasterman heeft zich gespecialiseerd in het verschijnsel 'mediahype', de opgeklopte en soms alarmerende berichtgeving over aansprekende onderwerpen. "De drie judoka's hebben het onderwerp op de agenda gebracht. De media gaan verder speuren. Soortgelijke, vaak nietige incidenten zullen groot nieuws worden, terwijl ze anders niet eens het nieuws zouden halen, belangengroepen zullen pleiten voor een gedragscode, en voor je het weet gaan de mensen denken dat er een trend is van toenemend misbruik van sporters door hun coaches.'

Het woord hype stamt uit de Verenigde Staten en sloeg oorspronkelijk alleen op de commercieel doorgedraaide opwinding rond nieuwe boeken, films en platen. Zo beleefde de wereld hypes rond haaien (Jaws), dinosaurussen (Jurassic Park) en Paul de Leeuw (Filmpje). En zo is het dezer dagen opeens nieuws dat het geboortehuis van de schilder Johannes Vermeer aan de Voldersgracht in Delft nog steeds bestaat.

Bij andere hypes is de directe invloed van commercie of belangengroepen minder eenvoudig te traceren. Maar Vasterman kent wel voorbeelden. Hij noemt de jarenlange opwinding in de VS rond vermiste kinderen. De Amerikaanse media kwamen halverwege de jaren tachtig met verhalen over 50.000 ontvoeringen van kinderen per jaar; in totaal zouden er anderhalf miljoen kinderen vermist worden. Vasterman: "De cijfers gingen een eigen leven leiden zonder dat iemand de moeite nam ze te checken. Totdat ontdekt werd dat een belangengroep in New York zwaar overdreven cijfers had gepubliceerd. Je ziet dat vaak. Ergens verschijnt een cijfer, niemand onderzoekt de bron, iets is verontrustend en neemt toe, maar de definitie van wat er zo verontrustend toeneemt wordt steeds onduidelijker.'

Geldingsdrang van het federale bureau dat is belast met de controle op vuurwapens, veroorzaakte volgens velen de bloedige veldslag met de sekte van David Koresh in Waco (Texas). En is het toeval dat de ruimtevaartorganisatie Nasa opeens een gevaar ziet in de ver in het heelal als 'tijdbom voor de aarde' zwevende planetoide Eros? Of zoekt ze nieuw werk nu het 'rode gevaar' uit de Sovjetunie is verdwenen?

Ook in Nederland zijn de afgelopen jaren grote en kleine hypes gelanceerd door belanghebbenden, aldus Vasterman. "Organisaties die zich moeten bewijzen of hun subsidie dreigen kwijt te raken, komen soms met opvallend nieuws naar buiten. Nederland werd opgeschrikt door enkele voedselaffaires toen de Keuringsdienst voor Waren met opheffing werd bedreigd. Rond de opvang van asielzoekers werd door het ministerie van WVC in 1993 bewust een chaotische situatie gecreeerd (ze zouden moeten slapen in het maisveld) om de gemeenten onder druk te zetten. Onlangs nog kwam de Anbo in Amsterdam naar buiten met alarmerende berichten over intimidatie van oudere huurders door huiseigenaren. Met een natte-vinger-onderzoek kwamen ze tot 280 meldingen. De Anbo wil gewoon subsidie voor een meldpunt.'

Het fenomeen meisjesbende (in Apeldoorn hebben allochtone meisjes uit jaloezie knappe blondines in elkaar geslagen) heeft alles in zich om tot hype uit te groeien. "Er is duidelijk veel meer aan de hand', verkondigt de plaatselijke politie. De eerste belangengroepen, zoals de Raad voor de Kinderbescherming en de Riagg, hebben zich al gemeld, terwijl de stichting Wisselwerk op haar beurt de politie ongenuanceerde berichtgeving verwijt.

Vasterman: "Als andere tot dusver losse incidenten straks onder dezelfde noemer worden gebracht, hebben we een nieuwe trend gecreëerd.' De eerste signalen van een hype zijn er al, want uit Apeldoorn komt meer alarmerend nieuws: "In winkelcentrum Oranjerie zijn al maanden problemen met jongeren die op donderdagavond en in het weekeinde het publiek lastig vallen.' Voor de goede orde: opgeschoten jongeren hingen veertig jaar geleden ook al rond in winkelcentra. En toen woonden alle allochtone meisjes nog achter de Bosporus.

"Allochtonen en asielzoekers, gezondheid en milieu, seksualiteit en kinderen, afwijkend gedrag en criminaliteit, dat zijn de terreinen die zich bij uitstek lenen voor hypes', zegt Vasterman. "Er ontstaat geen hype rond de hoge staatsschuld van Nederland, want die raakt bij niemand een gevoelige snaar.'

De Utrechtse docent wil de schuld niet alleen bij de pers leggen. "Er is een wisselwerking tussen maatschappij en media. De hypes zijn er de uitdrukking van dat de samenleving zich bewust wordt van problemen als seksueel geweld en georganiseerde misdaad. Er voltrekt zich een verandering in het denken en er komen nieuwe termen. Wat vroeger ontucht was, heet nu seksuele kindermishandeling. De journalistiek heeft de taak deze onderwerpen te coveren. Maar we moeten meer vragen stellen, zoals: Hoe zit het echt? Is er wel een stijging van het aantal incidenten? Deugt het onderzoek? Want als eenmaal een verkeerd beeld is gevormd, krijg je dat niet snel weg.'

Foto: Fotografen storten zich op Tweede-Kamerlid Van Traa (links), die zijn rapport overhandigt aan Kamervoorzitter Deetman. Criminaliteit is een bij uitstek hypegevoelig onderwerp. Foto RFA


vrijdag 23 februari 1996

ADHD-HYPE het is erg, het is verontrustend en het neemt toe.

Steeds meer kinderen vertonen gedragsstoornissen. Is er sprake van een verontrustende toename of neemt alleen maar de aandacht voor dit soort problemen toe? 'ADHD has become a terrible fad.'
GEPUBLICEERD IN DE JOURNALIST VAN 23 FEBRUARI 1996


Peter Vasterman

Het aantal kleuters met gedragsproblemen is in de afgelopen tien jaar verdubbeld, het aantal jongeren dat wordt verdacht van moord en doodslag is in dezelfde periode zelfs verdriedubbeld, een op de twintig kinderen lijdt aan het zogenaamde ADHD-syndroom (Attention Deficit Hyperactivity Disorder), vijftien procent van de kinderen op de basisschool vertoont concentratiestoornissen en 28 tot 42 procent van de kinderen heeft voedselallergieën, die weer aggressiviteit en hyperactiviteit veroorzaken. Daarmee is hyperactiviteit de meest voorkomende psychiatrische stoornis onder kinderen. Bij ouders die zich slachtoffer voelen van hun eigen onhandelbare kinderen, kan sprake zijn van 'oudermishandeling'. Daarnaast zijn er ook nog allerlei gezondheidsproblemen: een kwart van de kinderen heeft slaapproblemen, een op de vijf leerlingen in de leeftijd van vier tot zes jaar kampt met een lichamelijk beperking, zoals een beperkt uithoudingsvermogen door luchtwegklachten of een spraakstoornis.

een ziekmakend virus?

Al deze gegevens zijn afkomstig uit allerlei recente publikaties en reportages, waarin de noodklok werd geluid over het groeiend aantal kleuters, kinderen en jongeren met allerlei ernstige gedragsstoornissen. 'Wie alles optelt wordt er duizelig van.' Aldus NRC Handelsblad (22/7/95) in een van die vele alarmerende verhalen: 'Waart er een ziekmakend virus rond onder de kinderen; wordt het Nederlandse kind almaar ongezonder? Of zijn onderzoekers en belanghebbenden doende hun subsidies veilig te stellen?' Zijn er meer problemen of erkennen we ze sneller, vraagt een deskundige zich in dit stuk af.
Gezien de belangrijke rol van de media zou je daar aan toe moeten voegen: Of zijn het de media die telkens weer 'nieuwe' syndromen, ziektes en stoornissen ontdekken, opkloppen en uitvergroten? Komt het door journalisten die er zelden bij stilstaan dat allerlei zogenaamde 'toenames' het gevolg zijn van bredere definities of andere onderzoeksmethoden? En dat juist de publiciteit weer leidt tot een toename van het aantal meldingen?

de maatschappelijke perceptie

Leg je een willekeurge selectie uit de reportages en artikelen over al die 'brekebeentjes' naast elkaar, dan ontdek je dat journalisten tamelijk ééndimensionaal aan de slag gaan met dit soort onderwerpen. Men lijkt te werken volgens een vast schema: dit is het probleem, dit is de oorzaak, een op de tien heeft het al, het neemt bovendien toe, dat is verontrustend en dus moet er iets aan gedaan worden. Wat is hierop uw reactie? Er is dan ook weinig fantasie voor nodig om te voorspellen hoe een willekeurige actualiteitenrubriek zo'n item over bijvoorbeeld 'gedragsstoornissen bij kinderen' in elkaar zal zetten. Ernstiger dan deze voorspelbaarheid is het feit dat de verslaggevers zich er niet van bewust lijken te zijn dat niet zozeer de werkelijkheid verandert, als wel de maatschappelijke perceptie van die werkelijkheid. Met andere woorden: in de meeste gevallen worden 'de problemen' niet erger, maar (h-) erkennen we ze eerder en vinden we ze ernstiger dan vroeger.

meer meldingen van kindermishandeling

Vroeger kwam kindermishandeling op een veel grotere schaal voor dan nu. Toch zijn de cijfers al jaren aan het stijgen. Dat betekent natuurlijk niet dat kindermishandeling is toegenomen -zoals telkens weer wordt gemeld- eerder het tegendeel. De maatschappelijke definitie van kindermishandeling is veranderd (wat vroeger een ferme tik was van de hoofdonderwijzer is nu 'mishandeling'), terwijl er bovendien nu veel meer op wordt gelet. Er is een netwerk van vertrouwensartsen, leerkrachten krijgen trainingen om signalen van kindermishandeling te herkennen en er zijn voorlichtingscampagnes s ('Over sommige geheimen moet je praten'). Het gevolg van die inspanningen is niet dat de mishandeling toeneemt, maar dat het probleem zichtbaarder wordt. Vandaar de paradox dat dergelijke campagnes juist leiden tot een 'toename' van het probleem, dat wil zeggen tot meer meldingen van kindermishandeling.

een verontrustende toename

Een ander kenmerk van het ééndimensionale verhaal is het bij elkaar vegen van zeer uiteenlopende problemen en gedragsstoornissen, waardoor niet alleen de indruk wordt gewekt dat Het Probleem zeer ernstig is, maar ook nog eens dat sprake is van een verontrustende toename.
Een goed voorbeeld hiervan was de Brandpunt reportage van 13 oktober 1995 over kleuters met gedragsstoornissen. Een streng kijkende Fons de Poel opent met een uitgebreide opsomming:
'Faalangst, groeistoornissen, taalachterstand, contactarmoede, het aantal kleuters met leer- en gedragsstoornissen is de afgelopen tien jaar verdubbeld. Hoe is dat mogelijk? Een alarmerend bericht over de allerjongsten in de samenleving.' De verslaggever heeft zich in één geval verdiept van een (waarschijnlijk) hyperactief jongetje (waarschijnlijk, want een duidelijke diagnose wordt niet gegeven) en concluderen: 'De Nederlandse kleuter wordt moeilijker en moeilijker. Volgens recent onderzoek zijn er steeds meer kinderen met extreme leer- en gedragsstoornissen. Het aantal kleuters dat daarom speciaal onderwijs nodig heeft, is de afgelopen tien jaar verdubbeld.'
Zo stoeit de redactie nog even door met de cijfers, want Timmy, de hoofdrolspeler in de reportage, blijkt 'een van de 3200 kleuters in Nederland met dit type gedrag. Hun aantal groeit, dan doemt de vraag op wat de gevolgen kunnen zijn.' En inderdaad, daar voorspelt een sombere deskundige weer Amerikaanse toestanden, van zwerfgedrag, criminaliteit tot en met een toename van moord en doodslag.
Over welke problemen van welke kleuters het nu eigenlijk precies gaat, wordt niet duidelijk. Er is sprake van: 'gedragsstoornissen, faalangst, groeistoornissen, taalachterstand, contactarmoede, leerstoornissen, extreme leer- en gedragsstoornissen', en van 'een combinatie van spraak, taal en motoriek problemen.' Maar of de 'probleemkleuter' dat allemaal in even sterke mate heeft, mag betwijfeld worden.

één groot containerbegrip

Het visnet wordt breed uitgeworpen en dus komt er van alles in terecht: allerlei problemen, van klein tot groot, van groeistoornissen tot en met hyperactiviteit, worden in die éne grote container: 'gedragsstoornissen' gedumpt, samen met wat willekeurige cijfers. Toch is er een wereld van verschil tussen een autistisch kind en een kleuter met concentratiestoornissen. Het enige echt 'harde' cijfer in de reportage is het gegeven dat het aantal kinderen in het speciaal onderwijs in de afgelopen tien jaar is verdubbeld. Maar dat cijfer hoeft nog niet hoeft te betekenen dat het aantal kinderen met problemen ook is verdubbeld. Misschien is dat aantal juist wel afgenomen dankzij dat speciaal onderwijs. Misschien gaat het wel beter dan ooit met het Nederlandse kind, juist omdat er steeds meer kinderen aan allerlei testen worden onderworpen en niet meer aan hun lot worden overgelaten zoals vroeger het geval was.
Arme Timmy, het slachtoffer in Brandpunt, hij wordt met zijn vrolijke feestmuts op zijn zesde verjaardag al afgeschilderd als een potentiële crimineel, die ervoor zal zorgen dat moord en doodslag over een jaar of tien met zestig procent zullen toenemen, net als in de VS.

rust en regelmaat

De ééndimensionale aanpak in dit soort reportages roept een soort dreigingsbeeld op waarin geen plaats is voor nuanceringen en relativeringen. Het is erg, het is verontrustend en het neemt toe.
Wat de oorzaken betreft heeft Brandpunt slechts oog voor de ouders die hun kinderen té tolerant zouden opvoeden: 'het is de school die voor steeds meer kleuters een oase van rust regelmaat en aandacht daar is een duidelijke structuur die thuis kennelijk ontbreekt, omdat ouders door hun eigen problemen steeds meer de greep op de opvoeding verliezen.' Geen woord over allerlei andere oorzaken van gedragsstoornissen bij kleuters zoals het vroeger zo populaire 'minimal brain damage,' de voorloper van ADHD.

ADHD en jeugdcriminaliteit

Eéndimensionaliteit betekent ook: het uitvergroten van één aspect en geen oog hebben voor allerlei andere mogelijke benaderingen en verklaringen. Terwijl Brandpunt geen enkele keer verwijst naar mogelijk biologische oorzaken van afwijkend gedrag bij kinderen, slaat het NOS Journaal weer helemaal door naar de andere kant. Het komt allemaal door de hersenstoornis ADHD en het kan prima met medicijnen aangepakt worden.
'Criminaliteit onder jongeren kan voorkomen worden door behandeling.' Op een donkere zaterdagavond in december komt het NOS Journaal met de verrassende mededeling dat eindelijk de oorzaak van de snel om zich heen grijpende jeugdcriminaliteit ontdekt is. Joop van Zijl: 'Ze worden gepakt voor berovingen, mishandelingen, doodslag en moord. Jeugdige criminelen van 12 tot 18 jaar, en ze belanden vaak voor de rechter en in de cel. Dat kan worden voorkomen, dat zegt de Haagse kinderpsychiater Dorelijers. Hij heeft een onderzoek gedaan onder 100 criminele jongeren en volgens Dorelijers zijn veel jeugdige criminelen ontspoord door de psychiatrische stoornis ADHD, die veroorzaakt hyperativiteit en concentratieproblemen bij jongeren. Door een vroegtijdige behandeling onder andere door medicijnen kan worden voorkomen dat deze jongeren het criminele pad opgaan. Maar justitie heeft daar nu onvoldoende oog voor.'

steeds crimineler

Terwijl we beelden zien van gevangenissen, horen we: 'Jongeren worden volgens de onderzoeker steeds crimineler en gewelddadiger, het aantal jongeren dat wordt verdacht van moord en doodslag is de afgelopen tien jaar meer dan verdrievoudigd.
(...) De Haagse psychiater Dorelijers en zijn team van onderzoekers ontdekten dat de stoornis ADHD een belangrijke rol speelt bij het ontwikkelen van crimineel gedrag.'
Vervolgens komt Dorelijers zelf uitleggen wat ADHD is en dat de kans dat deze kinderen afglijden naar het criminele circuit volgens Amerikaans onderzoek tien keer zo groot is als bij gewone kinderen. Het goede nieuws is dat Dorelijers een test zal ontwikkelen voor het vaststellen van ADHD.
Er duiken na het zien van een dergelijk Journaalitem allerlei vragen op: is het wel terecht om zo stellig uit te pakken over ADHD als oorzaak van jeugdcriminaliteit? Als er nog geen test is om ADHD vast te stellen, hoe kan de psychiater dan zo zeker zijn van zijn zaak? Welke belangen spelen hierbij een rol?
Merkwaardig is ook dat het onderwerp eigenlijk helemaal geen nieuws is: het proefschrift van Dorelijers is al in april 1995 verschenen en heeft toen ook al wat publiciteit opgeleverd. Bovendien is toen helemaal niet zo sterk de nadruk gelegd op ADHD. Wie het boek van Dorelijers ('Diagnostiek tussen jeugdstrafrecht en hulpeverlening.' Arnhem 1995) er nog eens op naslaat, ontdekt dat het woord ADHD slechts een keer of zeven voorkomt in het dikke proefschrift. ADHD komt in het onderzoek aan de orde als een van de vele psychische stoornissen waar jonge delinquenten mee te maken hebben, naast bijvoorbeeld: 'antisociale gedragsstoornissen, affectieve stoornissen, dreigende persoonlijkheidsstoornissen en middelenmisbruik.' (p. 172). Verder is er veel 'psychopathologie in de familie' en 'veel geweld in het gezin'. Er is dus vaak veel meer aan de hand, dan enkel ADHD, zeker in de sociale omgeving van deze jongeren.

angst voor stigmatisering

Het onderzoek levert geen duidelijke ondersteuning voor de stellige uitspraak van het Journaal dat veel jeugdige criminelen zijn ontspoord door ADHD. De beelden bij het Journaalitem tonen overigens vooral allochtone jongeren en ook in de steekproef van Dorelijers waren zij oververtegenwoordigd, maar geen woord daarover in het Journaal. Speelt hier angst voor stigmatisering een rol of blijft men omwille van de overzichtelijkheid van de reportage krampachtig vasthouden aan de eenzijdige ADHD-hypothese?
Een probleem is verder dat Dorelijers ook een geen sluitende definitie geeft van ADHD en dat de door hem aan de jongeren voorgelegde testen ook niet specfiek ADHD meten maar bijvoorbeeld 'aandachtstekortstoornis' (14 procent), door Dorelijers vervolgens omschreven als 'de diagnose ADHD'.
Het NOS Journaal zorgt zodoende voor een sterke uitvergroting van een schijnbaar specifieke stoornis, namelijk ADHD, terwijl de definiëring en de diagnostisering daarvan nog onduidelijk is. Volgens de Amerikaanse auteurs van 'Driven to Distraction' (Simon & Schuster, 1995) gaat het om 'inattention, hyperactivity, impulsivity and distractibility, though there is no one definitive test for ADHD and no single cause can be found.'

ADHD heavily over-diagnosed

Het is overigens typerend voor de berichtgeving over dit soort problemen dat de cijfers almaar blijven stijgen, hoewel het dus niet gaat om een eenduidig 'ziektebeeld'. Eerst is nog is sprake van van twee procent van alle kinderen, vervolgens van vijf procent en dan zelfs van tien procent (een op de tien!). Duidelijk is in ieder geval dat ADHD in de VS, waar ook een grote controverse is ontstaan over het voorschrijven van medicijnen, het hoogste scoort van alle bij kinderen vastgestelde gedragsstoornissen. The New York Times schreef vorig jaar dan ook: 'There is now an attempt to pathologize what was once considered the normal range of behavior of boys. Today, Tom Sawyer and Huckleberry Finn surely would have been diagnosed with both conduct disorder and ADHD.'
Dr. Tom Gumpel van de Hebrew University en voorzitter van de in mei 1995 georganiseerde internationale conferentie over 'Attention Deficit Disorders' verklaarde tegenover The Jerusalem Post(19 mei, 1995): 'ADHD is heavily over-diagnosed and there is so much misinformation about it. Now we have a label for the same behaviors we saw 10 year ago, and it's a dubious label at best. (...) Everybody probably has ADHD-like symptoms at some point in his life. ADHD has become a terrible fad.'

toename ADHD

Het gevolg van veel publiciteit rond een modieus 'catch-all' begrip als ADHD zal onherroepelijk zijn dat steeds meer artsen, hulpverleners en ouders dat soort symptomen zullen gaan herkennen bij kinderen met de meest uiteenlopende gedragsstoornissen, zodat het NOS Journaal over eind 1996 kan melden dat het aantal ADHD-kinderen het afgelopen jaar met tientallen procenten is toegenomen.
Er is natuurlijk niet één ziekte die de jeugdcriminaliteit in z'n geheel kan verklaren, evenmin als gedragsstoornissen uitsluitend worden veroorzaakt door té tolerante ouders. Zoals NRC Handelsbladschreef zijn onderzoekers en belanghebbenden altijd druk doende om via de publiciteit hun subsidies veilig te stellen. Van journalisten mag men enige distantie verwachten en bovendien een kritisch benadering van al die vermeende toenames van stoornissen en gedragsproblemen.