woensdag 11 februari 1998

Wie is er bang voor Dittrichs mediahype?

Het forum waar Dittrich voor pleit zou een onafhankelijk media watch instituut moeten zijn.

In verkorte versie gepubliceerd in Trouw van 11 februari 1998.

Peter Vasterman

Het pleidooi van D66-Kamerlid Boris Dittrich voor het onderzoeken en evalueren van mediahypes is vorige week vrijwel unaniem neergesabeld in de media. Zo nam Netwerk Dittrichs voorstel maar meteen mee in een reportage over de Limburgse burgemeester die erin geslaagd is om met behulp van de rechter een weerwoord geplaatst te krijgen naast het beschuldigende artikel over zijn declaraties. Daarmee wekte Netwerk redactie de indruk dat een voorstel om de berichtgeving te evalueren in dezelfde lijn ligt als het muilkorven en censureren van de pers die terecht misstanden aan de kaak wil stellen. Deze Pavlov-reactie viel ook te lezen in veel andere commentaren op Dittrich's zogenaamde 'geraaskal' (de voorzitter van de NVJ): je moet de boodschapper van het (slechte) nieuws niet aanvallen, als er klachten zijn kun je de rechter of de Raad voor de Journalistiek inschakelen, en zeker, we discussiëren ons suf op de redactie over de kwaliteit van onze berichtgeving. In sommige reacties ging het vooral om de bron van het pleidooi: een politicus, en dan ook nog van dezelfde partij als de hoofdrolspelers in de crisis rond Justitie. Dat maakt Dittrich in de ogen van veel journalisten 'verdacht', probeert hij misschien D66 uit de wind te houden door de media verantwoordelijk te stellen voor de creatie van deze crisis?
Door al deze negatieve reacties dreigt helaas het kind met het badwater te worden weggegooid. Natuurlijk hebben de media een enorme invloed op de ontwikkeling van een dergelijke crisis. Journalisten verslaan niet alleen het nieuws, ze maken het ook, ze zitten niet in de zaal, maar staan op het toneel en zijn medespelers. En toch blijven veel journalisten vasthouden aan de quasi-naïeve beroepsopvatting van de neutrale verslaggever die alleen maar de feiten doorgeeft zoals ze plaatsvinden. De erkenning dat de media een rol spelen in de ontwikkeling van zo'n crisis zou het debat al een stuk interessanter maken.

Dittrich heeft gelijk als hij stelt dat een klacht bij de Raad voor de Journalistiek niet past bij een evaluatie van zo'n ingewikkeld proces als een mediahype, waar per definitie alle media bij betrokken zijn. Bovendien is er bij een hype sprake van een 'publicitaire' kettingreactie waarin ook de tegenspelers van de pers een belangrijke rol spelen en ook die kant van het verhaal moet aan bod komen. En inderdaad we hebben in Nederland geen tv-programma's of rubrieken in kranten waarin systematisch de berichtgeving wordt geanalyseerd. Dag- en weekbladen beschikken wel over media-rubrieken of media-katernen maar die gaan hoofdzakelijk over televisie, film en lifestyle, maar niet over de inhoud van de berichtgeving. Die stukken zijn eerder uitzondering dan regel, schrijven over elkaar wordt al gauw als iets 'incestueus' beschouwd. De uitgebreide reconstructie van Ruud Verdonck in Trouw van afgelopen zaterdag over de berichtgeving over de Gronings-Haagse crisis vormde een uitzondering op die regel, die waarschijnlijk nooit in de krant gestaan zou hebben als Dittrich zijn uitspraken niet had gedaan.
Het zou voor de professionalisering van de Nederlandse journalistiek een goede zaak zijn als men meer oog zou krijgen voor de speciale dynamiek die op gang komt wanneer de media zich massaal op een nieuwsonderwerp storten en in de samenleving allerlei reacties losmaken die ook weer nieuws worden. Het is van belang om na afloop terug te kijken en te analyseren wat de gevolgen zijn geweest, voor de media, voor de beeldvorming rond een bepaald onderwerp en mogelijk ook voor de slachtoffers van de hype.
In de Verenigde Staten bestaan tal van 'media watch' organisaties, zoals FAIR (Fairness and Accuracy In Reporting)The Center for Media and Public Affairs (CMPA), of The Freedom Forum(oprichter van het Newseum), die zich bezighouden met de 'performance' van de media door middel van onderzoeken, publikaties en discussies voor journalisten. Ook organisaties als de Society of Professional Journalists geven onderzoekers regelmatig opdracht om de rol van de pers achteraf te evalueren. En nergens in de Amerikaanse journalistiek wordt dit debat over de rol van de media als een bedreiging van de persvrijheid gezien, integendeel. Er is brede erkenning dat dit kan bijdragen tot kwaliteitsverbetering van de journalistiek. Ik zie niet in waarom dat ook niet in Nederland zou kunnen. Als het maar niet de vorm heeft van een 'gezaghebbend forum' dat 'jurisprudentie' oplevert, zoals Boris Dittrich dat formuleert, want dat doet teveel denken aan een juridische procedure om de verdachte te veroordelen in plaats van aan open debat op basis van gedegen onderzoek.