zaterdag 13 februari 1999

Media moeten schandaalkoers bij Bijlmerenquête mijden.

 Gepubliceerd in: NRC Handelsblad 13 februari 1999

Peter Vasterman

Voor de media heeft de start van de parlementaire enquête naar de Bijlmerramp een perfect verloop gekend. De eerste week werd getekend door de dramatiek van de verhalen van slachtoffers, nabestaanden en hulpverleners. Het startschot voor de tweede week bleek groot vuurwerk te bevatten: het opduiken van de 'vergeten' geluidsband met daarop maar liefst een twee onthullingen, namelijk dat er gif, gassen, explosieven (cartridges) en brandbare stoffen aan boord waren en dat een verzoek tot geheimhouding door de verkeersleiding werd ingewilligd. Daarmee leek in een klap een eind gekomen aan zes jaar onzekerheid: "Zes jaar belazerd." Kopte Algemeen Dagblad dan ook groot en emotioneel op de voorpagina, terwijl de begeleidende foto van een rij hulpverleners op een grasveld als onderschrift meekrijgt: "Onwetend en onbeschermd zoeken hulpverleners naar restanten van de verongelukte El Al-Boeing."



Het 'onder de pet houden' zorgt voor een mokerslag die de daarop volgende berichtgeving totaal gaat beheersen. De stroom van woedende reacties en beschuldigingen leidt tot een soort collectieve verontwaardiging die breed wordt uitgemeten. Het eindeloos herhalen van het nieuws over de geluidsband versterkt het gevoel dat er een grote doorbraak is bereikt en dat de enquête zijn bestaansrecht al na een week heeft bewezen. De harde uitspraken van Kok bevestigen vervolgens het crisisgevoel en het historische karakter van de bandopname uit de verkeerstoren.

DE GROTE ONTHULLING HEEFT DE TOON GEZET VOOR VERDERE BERICHTGEVING

In de dagen daarna blijkt de Grote Onthulling alles bepalend te zijn voor het perspectief van waaruit alle daarop volgende informatie wordt beoordeeld. Verklaringen van getuigen dat de opmerkingen op de geluidsband betrekking hadden op een andere lijst, namelijk van de uitgeladen lading, en dat in de luchtvaart van alles en nog wat valt onder gevaarlijke stoffen, krijgen veel minder aandacht of worden meteen als deel van cover up beschouwd.

Typerend voor de werkwijze van de media in deze fase is de eenzijdige belangstelling voor 'bevestigende' bronnen, die de algehele verontwaardiging kunnen versterken. Pas na enkele dagen komt er weer ruimte voor twijfel, onzekerheid en bronnen die een hele andere interpretatie kunnen geven. Zo brengt de Volkskrant op zaterdag een artikel waarin verschillende deskundigen wijzen op het specifieke gebruik van de term gevaarlijke stoffen in de luchtvaart: cosmetica en parfum vallen daar namelijk ook onder. Men is verbaasd over de onkunde en massahysterie. Ook op zondag in het programma Buitenhof worden vraagtekens gezet bij de Grote Onthulling en de context waarin de uitspraken op de band zijn geplaatst. In de dagen daarna groeit de twijfel, resulterend in de onthulling van de Volkskrant op woensdag dat uit het beladingsplan blijkt dat inderdaad een deel van de lading (de explosieven) op Schiphol is achtergebleven. Het Parool opent op dezelfde dag met de kop: "Rol giftige lading El Al-Boeing overschat." In het artikel stelt de directeur van het bedrijf DGM (Dangerous Goods Management) dat het verbranden van de kerosine en de Bijlmerflats meer schadelijke effecten zal hebben opgeleverd dan de kleine hoeveelheden gevaarlijke stoffen. Bovendien is dan al uit de verhoren gebleken dat tal van mensen op de fatale avond ervan op de hoogte zijn geweest dat de lading gevaarlijke stoffen bevatte, maar dat die kennis niet heeft geleid tot een andere aanpak van de hulpverlening.

Paniek ondanks relativering

Frappant is dat in de daaropvolgende berichtgeving de Volkskrant-onthulling over de uitgeladen stoffen nauwelijks door de andere media wordt overgenomen. Er volgt geen bijstelling van de betekenis van de uitspraken op de beruchte geluidsband, de verontwaardiging en zelfs de paniek lijken alleen maar verder toe te nemen. De Stichting Korrelatie krijgt honderden telefoontjes, terwijl artsen van het AMC zich zelfs persoonlijk bedreigd voelen en niet herkenbaar gefilmd willen worden tijdens hun persconferentie.

In allerlei artikelen, radio- en tv-reportages blijft het beeld hangen dat er uiterst gevaarlijke, explosieve stoffen aan boord waren en dat daar grote gezondheidsrisico's uit voort zijn gekomen. De werkwijze van de media bij dergelijke schandalen in wording vertoont vaak dezelfde patronen. De enorme druk op de redacties leidt tot een ware klopjacht op nieuws met als gevolg dat alles uitvoerig aan bod zal komen, ieder nieuw detail kan immers een grote onthulling opleveren. De concurrentie is groot en alles wat ook maar op de een of andere manier in verband gebracht kan worden met het schandaal zal excessief veel aandacht krijgen. Hoewel de enquêtecommissie nog lang niet klaar is met de verhoren, laat staan met het eindrapport, rolt de mediawals op volle kracht door. Er kan nu nieuws worden gemaakt, niet alleen door eigen onderzoek, maar vooral ook door woordvoerders en politici op elkaar te laten reageren. En anders wel door gewaagde speculaties over de mogelijke personele gevolgen van 'het verzwijgen van de uiterst giftige en explosieve lading.' En zo zien we dagelijks een lange stoet van deskundigen, ooggetuigen en (opmerkelijk) veel journalisten voorbijtrekken die de feiten en de verhoren tot op het bot uitbenen. Ook allerlei randverschijnselen krijgen veel aandacht: de deze week over de rand van de baan geschoven El Al vracht Boeing haalt de voorpagina's en wordt meteen gelinkt aan de Bijlmerenquête. "Over wat de Boeing vervoerde is niets bekend gemaakt." Schrijft NRC Handelsblad veelbetekenend onder een grote foto van twee El Al-veiligheidsmensen in lange zwarte jassen naast het gestrande vliegtuig. Bovendien ontbreekt er een vluchtgeleider aan de vleugel (slecht onderhoud!?).

Risico versus schandaal

Zoals uit onderzoek naar risicoberichtgeving blijkt, laten de media zich in dit soort gevallen eerder leiden door de schandaalfactor dan door de risiscofactor. Dat wil zeggen dat de nadruk in de berichtgeving vooral zal liggen op de verontwaardiging in plaats van op het doorgronden van de feitelijke risico's. Journalistiek gaat altijd meer over outrage dan over hazard. De vraag hoe gevaarlijk die lading of dat verarmd uranium nu precies was, zal in de journalistieke opwinding veel minder aandacht krijgen dan de schuldvraag. Het gaat eerder om het verwoorden van angst, woede, en verontwaardiging, dan om het doorgronden van de werkelijke gezondheidsrisico's. Dit patroon wordt nog eens versterkt door de moeite die journalisten hebben met de doorgaans genuanceerde uitspraken van wetenschappers over risico's. Zeker als die deskundigen geruststellende vertellen dat de risico's uiterst klein zijn, gaan bij journalisten juist alarmbellen rinkelen. Wie de schuld krijgt, is voor de media veel belangrijker dan hoe giftig een stof is. Het verslaan van de politieke gevolgen (zal de minister hierdoor in de problemen komen?) is ook veel makkelijker dan het uitspitten van het risicoverhaal.

BSE-Crisis

In dit verband is een vergelijking met de BSE-crisis van 1996 leerzaam. Ook toen was er jarenlang sprake geweest van een door de overheid ingesteld informatievacuüm, waardoor het vermoeden van een cover up werd versterkt. Het uitlekken van het officiële onderzoeksrapport waarin het verband tussen BSE en CJD niet langer werd uitgesloten, leidde in combinatie met een gebrekkige crisiscommunicatie van de overheid tot een gigantische nieuwsexplosie waarin de link tussen BSE en CJD al snel een vaststaand feit werd. Opmerkelijk genoeg verschenen er toen ook vrij snel nuchtere stukken in de pers waarin de BSE-CJD risico's in een redelijk perspectief werden geplaatst, maar toen was de economische en politieke crisis al een feit.



Dezelfde dynamiek is te zien bij de Bijlmer: de Grote Onthulling heeft de toon gezet en het perspectief bepaald voor de daaropvolgende berichtgeving. En dat zal ook zo blijven, ondanks het feit dat de geluidsband een andere betekenis heeft gekregen door de vaststelling dat de El Al-medewerker de verkeerde lijst voor zich had. Omdat alles nu onder het vergrootglas van de enquête ligt, zullen er nog veel meer fouten, blunders en vergissingen aan de oppervlakte komen, waardoor het schandaal zich verder kan uitbreiden. Misstappen of verkeerde beoordelingen van autoriteiten en ambtenaren zullen breed worden uitgemeten, ook al is het verband met de risico's uiterst dun of zelfs helemaal afwezig. De media zullen er impliciet vanuit blijven gaan dat de lading en het verarmd uranium ook daadwerkelijk heeft geleid tot blootstelling aan grote gezondheidsrisico's, want anders valt de bodem onder het schandaal weg. Intussen verschuift dat risicoperspectief steeds meer naar de achtergrond.

Het is wel begrijpelijk dat journalisten gretig doorgraven in het schandaal en de vele fouten die er onherroepelijk zullen zijn gemaakt, maar ze zouden veel meer oog moeten hebben voor het risicoperspectief. Wat is het belang van het al dan niet doorspelen van informatie als dat geen enkele gevolgen heeft gehad voor de blootstelling van hulpverleners en Bijlmerbewoners aan ernstige gezondheidsrisico's? Als er de komende weken weer iemand aan de schandpaal wordt genageld, zal het de pers nog veel moeite kosten om dat in de gaten te houden.

Lees ook de reactie van H.J.A. Hofland op 17 februari 1999 in: Het extra van de Bijlmer