donderdag 8 november 2001

Voorzichtig aan met 'deskundige'

Gepubliceerd in Algemeen Dagblad, Trefpunt, donderdag 8 november 2001



De rol van de media in de affaire rond 'imam' Haselhoef

Peter Vasterman

De zaak-Haselhoef doet het meest denken aan de professor die ten tijde van de maanvluchten vanuit het vluchtleidingscentrum in Houston verslag deed voor de NOS, maar die in werkelijkheid vanaf zijn zolderkamertje ergens in Nederland de media telefonisch op de hoogte hield van het wel en wee van de astronauten. Pas toen een correspondent hem een keer in Houston wilde bezoeken, bleek niemand hem daar te kennen. De hoogleraar had zich zo laten meeslepen door het warme bad van alle mediabelangstelling dat hij bereid was om ver te gaan, heel ver. Hij was verslaafd geraakt aan de rol van media-deskundige. Hij is een van de eerste slachtoffers, maar zeker niet de laatste, zoals blijkt uit de affaire rond Haselhoef.

woensdag 10 oktober 2001

Zinloos geweld als mediahype

 De aanjagende rol van de media bij de sociale constructie van zinloos geweld.

Peter Vasterman

Gepubliceerd in:

Tijdschrift voor Bestuurskunde jaargang 10, oktober 2001, nummer 7.


INTRO

Sinds de dood van Meindert Tjoelker in 1997 is 'zinloos geweld' als maatschappelijk issue hoog op de agenda gekomen. Dit onderzoek heeft betrekking op de vraag welke rol mediahypes spelen bij de constructie van dit 'nieuwe' criminaliteitsprobleem. Vanuit bestuurskundig perspectief is de vraag relevant hóe en op welke momenten de media plotseling een golf van geweld kunnen creëren. Welke rol kunnen bestuurders daarin spelen en waar liggen de belangrijkste valkuilen?


vrijdag 21 september 2001

Mediachannel: as the media watch the world, we watch the media

AS THE MEDIA WATCH THE WORLD, WE WATCH THE MEDIA

Peter Vasterman

Gepubliceerd in De Journalist van 21 september 2001.

Sinds de harde landing van de nieuwe economie is internet synoniem geworden voor faillissementen, ontslagen en berooide beleggers. Maar daarnaast is er ook nog steeds een ander, meer succesvol internet verhaal te vertellen. In de niet-commerciële sector heeft internet zich ontwikkeld tot een internationaal platform voor allerlei organisaties en instellingen die zich buiten de bestaande media om willen manifesteren. Een interessant voorbeeld is MediaChannel, een internationale portal over media issues die vorig jaar februari werd gelanceerd.

"Oorlogsnieuws te gekleurd"

DAGBLAD VAN HET NOORDEN

21 september 2001. 

Byline: ANP

Utrecht - De kans is groot dat westerse regeringen en gezagsdragers bij een mogelijke inval in Afghanistan opnieuw de media naar hun hand zetten, net als tijdens de Golfoorlog. Ook toen was het erg moeilijk eigen nieuws te vergaren omdat journalisten te veel afgingen op wat de westerse autoriteiten beweerden en geen controle uitoefenden.

Dit stelt Peter Vasterman, docent massacommunicatie aan de School voor Journalistiek in Utrecht. Hij werkt momenteel aan een promotiestudie over mediahypes.

,,De westerse autoriteiten gaan opnieuw proberen de media te bespelen en dat zal voor een deel lukken ook, dat hebben we wel geleerd van de Golfoorlog. In tijden van crisis creëert de overheid een monopolie op de informatie door de media overal weg te houden. Voor journalisten wordt het - net als destijds in Irak - in Afghanistan erg moeilijk aan objectieve informatie te komen, omdat ze zelf het veld niet in kunnen.''

Op internet zijn al discussies gaande over hoe je als journalist ook de 'andere kant' van de zaak kan belichten. Onder de kop 'het managen en verslagleggen van een nieuwe crisis' heeft het Amerikaanse Persinstituut een discussieplatform geopend. Daar worden zelfs tips gegeven onder het motto 'de tien dingen die kranten moeten doen' om oververhitting en het aanwakkeren van sentimenten te voorkomen.

Vasterman vindt dat er nu al een te grote eenzijdigheid van westerse bronnen waarneemnaar is. ,,Dat heeft natuurlijk alles te maken met de beschikbaarheid van Arabische en islamitische bronnen die niet tot de westerse wereld behoren. Daarnaar moeten we nu wel op zoek om zo een veel evenwichtiger beeld te krijgen.''

Hij noemt het alleen al opvallend dat grote namen uit de westerse journalistiek, wetenschap en communicatie wel bekend zijn, maar geen grote namen uit de Arabische wereld.

Op diverse journalistieke discussiepagina's maken de Amerikaanse journalisten zich grote zorgen over de mediavoorzieningen. Zeker nu de publiciteitscampagne rond de 'komende oorlog' op volle toeren draait. ,,Op de journalisten wordt druk uitgeoefend om on-Amerikaanse en onpatriottische uitspraken te vermijden.''



woensdag 29 augustus 2001

Mediakokbacterie

de Volkskrant, 29 augustus 2001

Wim Wirtz

Incest groeide uit tot een mediahype. De meningokokkenziekte ook. Het is een vast patroon: incidenten worden opgeblazen tot gebeurtenissen van nationale omvang. 'Het heeft te maken met de werking van het nieuws.'

IS de meningokokkenziekte een mediahype?

'Het is een klassiek voorbeeld van een mediahype', zegt Peter Vasterman, docent massacommunicatie aan de Hogeschool Utrecht en kenner van mediahypes, waarop hij volgend jaar wil promoveren. 'Je ziet in dit soort gevallen steeds hetzelfde patroon: geisoleerde gevallen worden gezien als een cluster, en dat is dan al gauw een epidemie.'

Een epidemie werd het niet genoemd, maar het leek er wel op. Na de eerste melding van twee dodelijke slachtoffers in het Brabantse Zevenbergen, een meisje en een jongen van elf, en een drietal besmettingsgevallen in de buurt stortten de media zich boven op de meningokokbacterie. Een medewerker van de GGD gaf toe dat het wel opvallend was, zoveel meningokokinfecties van de gevaarlijke C-bacterie in zo korte tijd in dezelfde regio. Drie dagen later maakte de onrust zich meester van de West-Brabantse bevolking toen de media melding maakten van een derde dodelijk slachtoffer, niet ver van Zevenbergen: een 23-jarige vrouw uit Etten-Leur. Een dag later volgde een eenjarig kind in Leeuwarden, medio augustus een 32-jarige man in het Noord-Hollandse Asssendelft, en vorige week een baby van zes maanden in Venlo. De berichtgeving in kranten, op radio en tv over nieuwe gevallen van besmetting hield aan, tot begin deze week.

De GGD in West-Brabant besloot al vrij snel tot vaccinatie over te gaan bij kinderen in Zevenbergen en Klundert. De GGD in Noord-Limburg hield de boot af, net als de landelijk inspecteur voor de gezondheidszorg, die het nog niet nodig vond om de anti-meningokokprik in het rijksvaccinatieplan op te nemen.

In de media werd aan de verschijningsvormen van de meningokokkenziekte uitgebreid aandacht besteed. Deskundigen kwamen aan het woord om de symptomen te beschrijven en uitleg te geven over de verschillende typen meningokokbacterien B en C, en het al jaren stabiele aantal doden van zestig per jaar. 'Wij waren wel blij met die verhalen', zegt voorzitter Wilma Witkamp van de Nederlandse Meningitis Stichting, die voorlichting geeft over alles wat met meningokokbesmettingen te maken heeft. 'Aan de andere kant werd het allemaal wel gebracht alsof er sprake was van een ramp. Dat werkte eraan mee dat er onrust ontstond, en paniek. Wij zijn ook platgebeld en -gemaild door bezorgde ouders.'

Het patroon bij een mediahype is vaak hetzelfde: incidenten die dezelfde kenmerken dragen, worden opgeklopt tot een verschijnsel van nationale omvang. Dat gebeurde na enkele gevallen van zinloos geweld (Tjoelker, Kloppenborg). En het gebeurde ook na berichten over seksueel misbruik in Maurik en Oude Pekela. In die zaken verlegden de media hun aandacht van incest binnen het gezin naar gevallen van grootschalig seksueel misbruik, gedwongen abortussen, kinderporno, en misbruik in kerken, inrichtingen, de sportwereld en op scholen.

SOMMIGE hyperventilerende kranten, radio- en televisierubrieken bliezen zaken van seksueel geweld buitenproportioneel op. En zo ontstond een mediahype. Vasterman zag het van nabij gebeuren. In 1988 deed hij onderzoek naar vijf jaar berichtgeving over incest. 'En toen was ik nog zo naief om te veronderstellen dat die enorme golf van publiciteit over dit onderwerp na die vijf jaar wel zou gaan afnemen', zei hij eind vorig jaar. Het tegendeel was het geval. Vasterman zag hoe incest binnen het gezin in de berichtgeving een eindeloze reeks vertakkingen kreeg in allerlei varianten van misbruik. Het was een vast patroon: de ontdekking van weer een nieuwe vertakking, weer een nieuw probleem, leidde tot een geconcentreerde nieuwsgolf. Uitgebreide reportages verschenen op tv, grote stukken kwamen in de krant. Telkens doken nieuwe gevallen op. En opeens leek het probleem op veel grotere schaal voor te komen dan menigeen had kunnen bedenken.

Het leverde volgens Vasterman een overspannen beeld op. Daarna verdween het alsof het nooit had bestaan. 'De media schetsen op het ene moment een zeer overspannen beeld rond pedoseksualiteit, kindermoorden of ontucht op scholen, maar melden het volgende moment niet meer hoe het verder gaat en of de problemen toe- dan wel afnemen. Dat gaat ten koste van de geloofwaardigheid van de media', was zijn stelling.

In het geval van de meningokokkenziekte begon de mediahype al meteen na de eerste dodelijke slachtoffers. De suggestie van een epidemie diende zich aan. De media wendden zich massaal tot de deskundigen om uitleg te vragen over bacterien en vaccins. Het Nederlands Referentielaboratium voor Bacteriele Meningitis, onderdeel van het AMC in Amsterdam, werd dikwijls gebeld. Johan Kortenraay, hoofd voorlichting van het AMC, vond het 'ook niet verkeerd', al die uitlegverhalen over de meningokokkenziekte. 'Maar wat je vervolgens ziet is dat er een zwiep in de nieuwsstroom ontstaat en dat die uitmondt in een hype met bijna elke dag korte berichten, vooral op de radio en tv. Er zijn zeshonderd gevallen van een meningokokinfectie per jaar. Dat is anderhalf geval per dag, en elf per week. Dat is een heel stabiel patroon, al twintig jaar lang. Als je wilt zou je dus elke dag wel melding kunnen maken van een besmettingsgeval. Maar dat is overdreven.'

'Je ziet een vast patroon in de berichtgeving', zegt Kortenraay. 'Er wordt melding gemaakt van een infectie, het vermoeden wordt uitgesproken dat het om een meningokokbacterie gaat, dat wordt vervolgens bevestigd, en dan wordt elk nieuw geval door de media gemeld. Op een bepaald moment wordt de indruk gewekt dat er sprake is van een epidemie, terwijl dat niet zo is. Ik noem dat het vliegtuigvirus: zodra er een vliegtuig is neergestort, zie je overal berichten opduiken over neergestorte vliegtuigen. Dat versterkt de onrust.'

'HET DEED mij denken aan een mediahype in Engeland, in 1994-1995, rond een vleesetende bacterie - een streptokokbacterie waarmee je bij wijze van spreken je schoonmoeder kon laten opeten', zegt Vasterman. 'De situatie in Engeland is natuurlijk een andere dan in Nederland. Je hebt daar vrij veel sensatietabloids, die er ook meteen groot mee uitpakten: de killer bacteria. Die bacterie was niet nieuw, maar niettemin ontstond er een volstrekte hysterie in de media en vervolgens bij het publiek.

'Het heeft te maken met de werking van het nieuws. Zo'n onderwerp leidt tot een nieuwsthema, en alles wat ermee te maken heeft, krijgt dan aandacht. Oude gevallen worden onderzocht en naar voren gehaald, en in combinatie met nieuwe gevallen van besmetting versterkt dat de idee dat er sprake is van een epidemie. Dat wekt onrust. Lezers en kijkers raken de context kwijt. En gaan het risico enorm overschatten.' De huisartsen in Engeland merkten het onmiddellijk. Hun patientenbezoek nam drastisch toe en hun wachtkamers stroomden vol.

De concurrentie tussen de media is groot, want er zijn veel media. En alle media willen zich onderscheiden. 'Bij zo'n onderwerp als de meningokokkenziekte vraagt iedereen zich af of er een nieuwe invalshoek te bedenken valt, en of er nog nieuwe bronnen kunnen worden bedacht om te raadplegen', zegt Vasterman. 'Het positieve daarvan is dat problemen goed worden uitgezocht en dat zo'n onderzoek nieuwe feiten boven water kan halen. Het negatieve aspect is dat het tot een enorme overschatting kan leiden van het verschijnsel en van de risico's. Dat gebeurt heel vaak bij risico-onderwerpen. Je ziet het bijvoorbeeld ook bij genetische modificatie en DNA-onderzoek. Er is een soort overgang in de berichtgeving: eerst worden de risico's en de context geschetst, daarna krijg je de nieuwsverslaggeving, en daarin gaan dingen een eigen leven leiden. Dat zou eens moeten worden onderzocht: hoe die processen van berichtgeving en van daaropvolgende onrust samenhangen.'


donderdag 11 januari 2001

Volendam: de ramp als media blockbuster

Peter Vasterman

Gepubliceerd in Vrij Nederland 11 januari 2001

Ze stonden er allemaal in Volendam, met camera of notitieblok. Zodra tegenwoordig een ramp heeft plaatsgevonden, ontwikkelt zich in rap tempo een gigantische nieuwsgolf die dagen of soms zelfs weken kan duren. In de eerste dagen staan de schijnwerpers langdurig gericht op de rampplek zelf; de schok van de ramp zorgt immers voor een grote nieuwshonger bij het publiek en nieuwsuitzendingen kunnen dan ook rekenen op een hoge kijkdichtheid. Meteen daarna valt de berichtgeving uiteen in verschillende nieuwsstromen: naast de talloze verhalen en reportages over het leed, de emotie en de ellende, verschijnt er steeds meer over de oorzaken van de ramp en daarmee over de schuldvraag.

Over Volendam konden we de eerste vijf dagen na de ramp in de zes landelijke dagbladen gemiddeld twaalf artikelen per dag lezen. (Zie grafieken) Dat zijn er meer dan over de Bijlmerramp: daar telde ik in de eerste zes dagen na de ramp gemiddeld elf artikelen per dagblad per dag. De vuurwerkexplosie in Enschede zorgde de eerste week dagelijks voor 26 artikelen per landelijk dagblad; tweeëneenhalf keer zoveel als over de Bijlmer. De media-aandacht meteen na een ramp is dus enorm, en creëert een grote druk op journalisten om nóg meer te melden. Maar doorgaans is er al de eerste dagen na een ramp niet veel nieuws meer: wat bekend is, is inmiddels al vaak herhaald, terwijl de onbeantwoorde vragen voorlopig onbeantwoord zullen blijven. Die situatie zorgt meestal voor een sterke concentratie op het leed. Bovendien ontstaat er een goede voedingsbodem voor speculaties en geruchten, vooral als de overheden zich terughoudend opstellen en er enkel flarden informatie beschikbaar zijn.



Het grote verschil met de rampen in Enschede en de Bijlmer is dat in Volendam in de eerste dagen al duidelijk werd hoeveel doden en gewonden er waren, welke oorzaak de brand had, en wie daar verantwoordelijk voor waren. De rest van de week werden vooral de details ingekleurd rond de afgestoken sterretjes, de vergunningen en het getrouwtrek tussen gemeente en cafébaas. Bij zowel de Bijlmer als Enschede bestond grote onduidelijkheid over de oorzaken van de ramp. Dat leverde veel goed journalistiek onderzoek op, maar zorgde ook voor speculatie en geruchtenvorming.

Een tweede verschil is dat Volendam als ramp veel minder 'mediageniek' was dan Enschede en de Bijlmer. Echt schokkende beelden ontbraken: de brand was in een flits voorbij, de rampplek werd snel afgegrendeld en er was niet veel meer te zien dan hulpverleners en ingepakte slachtoffers op brancards, een gele tent en een file ambulances. De gewonden die naar ziekenhuizen werden afgevoerd, bleven buiten het bereik van de cameraploegen. Bij gebrek aan beter werden de twee uitgebrande puntgevels op de dijk dan ook het media-icoon van deze ramp.

Dat Volendam desondanks zoveel nieuws opleverde, heeft te maken met de veranderde werkwijze van de media. Een ramp vormt tegenwoordig materiaal voor een echte blockbuster, zoals de Amerikanen dat noemen. Een groot, goed lopend verhaal dat eindeloos uitgesponnen kan worden. Als een verhaal eenmaal groot is neergezet, is het veel makkelijker om de aandacht van het publiek daarna nog lang vast te houden. Maar als nieuwe feiten of ontwikkelingen op zich laten wachten, zullen de media - opgejaagd door onderlinge concurrentie - zelf allerlei nieuwe lijnen rond de ramp moeten gaan ontwikkelen. En dus stortten sommige redacties zich op de traumaverwerking binnen de 'hechte Volendamse gemeenschap', focusten andere op de risico's van synthetische feestkleding, het niet naleven van brandvoorschriften of de leeftijdsgrenzen voor jonge cafébezoekers. Dat de link met de ramp soms wel erg discutabel was (zouden er minder slachtoffers zijn gevallen als ze ouder dan zestien jaar waren geweest?) of op zijn minst prematuur (het staat nog niet vast dat kunststoffen gevaarlijker zijn dan andere), leek er niet zoveel toe te doen. Politici riepen onder druk van de media om nieuwe voorschriften, en ook dat was weer nieuws.

Op die manier kan de brand leiden tot een niet aflatende stroom berichten over allerlei onderwerpen die plotseling tot actualiteit zijn verheven. Met een verborgen camera trekken tv-reporters het nachtleven in om undercover operaties uit te voeren en onvermoede misstanden aan de kaak te stellen. En anders is er nog wel het politieke schandaal: gaan er koppen rollen? Proberen autoriteiten of overheidsdiensten elkaar de zwarte piet toe te spelen? Het nieuws dat BW in Volendam waarschijnlijk binnen afzienbare tijd zullen aftreden en dat het openbaar ministerie een strafrechtelijk onderzoek begint tegen de eigenaar, haalde er wat dat betreft een beetje de angel uit voor de media. De nieuwsstroom over Volendam zou wel eens snel kunnen opdrogen, omdat er niet genoeg spannende plots overblijven.




Met de herinnering aan de overkill rond Enschede in het achterhoofd kwam vorige week een discussie over de huidige rampenverslaggeving op gang. De journalistiek zelf lijkt tevreden terug te blikken op Volendam: geen sensatiezucht, geen grote blunders, geen stalking rond slachtoffers. 'Een realistische verslaglegging zonder inbreuk op goede smaak en integriteit blijkt te kunnen,' concludeert de ombudsman van de Volkskrant ("Verslagen Volendam integer."). En NRC Handelsblad ("Elke ramp een kleine nieuws-hype.") houdt het op een retorische vraag: 'Maar of de media zijn doorgeschoten naar sensatieverhalen en "rampverslaafd" zijn geraakt, zoals deze week wel werd gesuggereerd? Zelfs De Telegraaf was in haar berichtgeving over Volendam terughoudend.' Hebben journalisten geleerd van Enschede? Ik denk het niet. De mediagolven worden juist steeds groter, net zoals de druk om zelf nieuws te maken. Er is weinig fantasie voor nodig om te bedenken wat er zal gebeuren bij een volgende ramp die wel visueel aantrekkelijk is, die zich over een langere periode afspeelt, waarbij grote aantallen slachtoffers bereikbaar zijn voor de media en vooral ook: waarbij er mysteries blijven hangen rond de oorzaak en de schuldigen. Dat de berichtgeving deze keer niet is ontploft, is te danken aan de aard van de ramp, de duidelijkheid over de oorzaken en wie daarvoor verantwoordelijk waren, het afschermen van slachtoffers in ziekenhuizen en de professionele aanpak van het crisisteam. En - de tevredenheid bij de Volkskrant en NRC Handelsblad ten spijt - niet aan de veranderde werkwijze van de media.