woensdag 11 december 2002

Pers moet beter nadenken over rol in publieke debat

Pers moet beter nadenken over rol in publieke debat

bijdrage voor de discussie 'Nieuws of Hype' in NRC Handelsblad.

Peter Vasterman

Gepubliceerd in: NRC Handelsblad, 11 december 2002.

Dit stuk is een reactie op:

Auke kok, "Met een beetje hype is niets mis." NRC Handelsblad 6 december 2002.

De serie 'Nieuws of Hype' bestond verder uit:

Maarten Huygen, "Media marcheren te strak in de pas." NRC Handelsblad 29 november 2002.

Op een voor de journalistiek ongewoon openhartige manier legt Auke Kok, redactiechef bij Radio 1 journaal ("Met een beetje hype is niets mis," 6 december 2002) uit waarom de mishandeling met dodelijke afloop in Venlo een nationale mediahype is geworden. Het incident is een dag later eigenlijk al te lang geleden voor het snelle nieuws van Radio 1, maar de cocktail van nieuwshonger, verontwaardiging en kuddejournalistiek (geen enkele redactie kan achterblijven, 'Nederland' is immers in de ban van veiligheid) zorgt voor een snelle escalatie van de zoveelste nieuwsgolf over 'zinloos geweld'. "Wij gingen dus met voorbedachten rade de volgende ochtend mee-hypen op een incident in een willekeurige provinciestad." Schrijft Auke Kok uitdagend: "Met plotselinge mediamieke opwinding, hoe onwillekeurig die soms ook lijkt, is weinig mis, of het moest zijn dat in de drift om er tijdig bij te zijn soms wordt vergeten om de feiten te respecteren. Dat is uiteraard een doodzonde." 'Hypen' mag volgens Kok, als de feiten maar kloppen.

woensdag 9 oktober 2002

De media zijn weer buiten adem. Haasje-over in berichtgeving rond de dood van prins Claus

BN/DeStem

9 oktober 2002. 

Door Frans van Mourik

Highlight: Als er politieke moord, asielzoekers of ander 'groot nieuws' in de maand zit, plegen de media onrustig te worden. Ze raken buiten adem als ze haasje-over spelen om het onderwerp nieuwswaardiger te maken, te belichten en te analyseren. Dat heet een mediahype en die doet de lezer, kijker of luisteraar de adem in de keel stokken. De mediagolf rond de dood van prins Claus is daar een voorbeeld van.

"Er is sinds zondagavond een overkill aan beelden geweest", zegt professor Henri Beunders, hoogleraar mediageschiedenis aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam, die overigens vindt dat de kranten het beter hebben gedaan dan de televisie.

Een cynische Beunders: "De media maken zich altijd op voor de vorige oorlog. Na Meindert Tjoelker, prinses Diana en Pim Fortuyn dachten ze: Het zal ons niet gebeuren dat er niet meteen genoeg aandacht aan het onderwerp wordt besteed. En als wij er niet fors mee uitpakken, dan doet de concurrent het. Dus werd het rampscenario uit de kast gehaald. Daarna is de automatische piloot aangezet."

Mediasocioloog Peter Vasterman is het daar mee eens. Deze docent aan de Utrechtse School voor de Journalistiek promoveert volgend jaar op het onderwerp 'mediahype'. "Media hebben de neiging om groot nieuws zo groot mogelijk te brengen", zegt hij. "Dat er zondag onmiddellijk werd gereageerd en op drie netten een nationaal programma werd uitgezonden, is op zichzelf wel begrijpelijk. Maar dat leidde wel tot de zotte situatie dat ingezoomd werd op nieuws dat er niet was. Verslaggevers bij het ziekenhuis en het paleis die constant moesten melden dat er niks te melden viel."

Pater familias

Ook Vasterman is mild voor de kranten, al vindt hij wel dat sommige volledig zijn doorgeschoten in hun streven om op maandag zoveel mogelijk bedrukt papier te produceren over het onderwerp. Hij heeft zich geergerd aan de televisie. "Het ging me storen dat eindeloos beelden en teksten werden herhaald. Steeds weer dat weggooien van die stropdas, steeds weer dat gevoetbal in de tuin. En steeds weer die cliches over de pater familias die hij was, en de charme en humor waar hij over beschikte. Veel informatie die echter niks toevoegde aan wat er gebeurd was. Dat was buiten proporties en dat begreep ik dus niet."

Hij heeft met name de kritische benadering van het onderwerp gemist. "Er werd geen ruimte gemaakt voor een andere visie. Niemand vroeg zich bijvoorbeeld af of er echt een verband was tussen zijn functie en zijn depressiviteit. Dat gaat dan rondzingen en dat komt dan vervolgens eindeloos terug in alle media."

Radio, televisie en kranten krijgen volgens Vasterman door hun overdreven reactie een opkloppende werking. "Het grote nieuws wordt almaar groter en drukt dan al het andere nieuws opzij. De LPF moet dolblij zijn dat er niet vergaderd wordt over de crisis in de partij. Maar ook belangrijke zaken worden op een zijspoor gerangeerd."

Vasterman maakt ter vergelijking een zijsprongetje naar een van de onderwerpen die in zijn proefschrift geanalyseerd worden: zinloos geweld. Goed voor jaren publiciteit.

Bijlmerramp

Zinloos geweld begint in 1996 met de commotie rond de dood van Joes Kloppenburg in Amsterdam en die van Meindert Tjoelker in Leeuwarden een jaar later. Kranten, televisie en radio gingen prompt op zoek naar vergelijkbare incidenten. Daarbij was sprake van volstrekte willekeur. Zo vond een landelijke kwaliteitskrant het nodig om al het geweld in een weekend op een hoop te vegen. De knokpartijen hadden echter niets met elkaar van doen en waren ook niet groter in aantal dan anders. Maar het leek zo wel erger. Andere kranten doken vol vuur op hetzelfde onderwerp en zo werd het meer een publicitaire uitbarsting van geweld dan een echte.

De Bijlmerramp is voor Vasterman een voorbeeld van de invloed die publiciteit kan hebben op het gedrag van mensen. "De media hebben daarin een belangrijke rol gespeeld. Toen het ongeval net was gebeurd, waren er slechts enkele tientallen mensen die de problemen met hun gezondheid toeschreven aan de ramp. Tijdens de hausse in de berichtgeving zag je dat aantal groeien. Na de parlementaire enquete waren er meer dan zesduizend mensen met gezondheidsklachten."

Waarmee hij de klachten overigens niet wil bagatelliseren. "Maar de aard van de berichtgeving moet invloed hebben gehad. Daarin werd tenslotte steeds gehamerd op de aanwezigheid van verarmd uranium in het neergestorte vliegtuig. Dat moet effect hebben gehad."

Opwinding

Professor Beunders noemt de journalistieke opwinding rond de dood van Claus 'een gebrek aan gevoel voor wat er in het volk leeft'. "Straks defileren er misschien wel honderdduizend mensen langs de baar van de prins. Dat zie ik echt gebeuren. En wat doe je dan met je camera, microfoon of bloknoot? De aard van de rouw over Claus is er een van ingetogenheid en stil verdriet. Dat kunnen media niet weergeven. Die zijn ingesteld op heisa. De mensen die langs de baar gaan, zullen niet eens behoefte hebben om wat te zeggen. Die zullen denken: 'Rot op en laat me met rust'."

Vasterman kan zich daarin vinden, en maakt een vergelijking tussen wat er nu gebeurt met de opwinding rond de dood van prinses Diana en die van Pim Fortuyn. "Toen was er een wisselwerking tussen media en publiek. Dat zie ik nu niet gebeuren. Er zijn veel minder emoties rond de dood van de prins. Als er geen reactie komt, zal het snel voorbij zijn."

Mooi gedicht

Voor Beunders is er in een aantal opzichten sprake geweest van sensatiejournalistiek. "De media hebben opnieuw minachting getoond voor het publiek. Je moet niet proberen om lezers en kijkers emoties op te dringen. We moeten op een andere manier omgaan met de dood van Claus. De kranten hadden bijvoorbeeld maandag een mooi gedicht op de voorpagina kunnen zetten, van Gerrit Komrij. Mensen willen op de dood van de prins reageren zoals de prins leefde, rustig en ingetogen." Beunders werd naar zijn zeggen slechts door een televisiebeeld echt geraakt. "De opname van prins Claus in Tanzania met op de achtergrond de Kilimanjaro. De prins zegt in dat filmpje dat hij dat plekje het mooiste op aarde vindt. Hij vindt daar vrede in zichzelf."


woensdag 5 juni 2002

Media, rampen en risico's. Cahier 23

MEDIA, RAMPEN EN RISICO’S

Cahier 23, uitgave van de Faculteit Communicatie en Journalistiek van de Hogeschool van Utrecht. 2002
ISBN 90-806858-4-4 

Peter Vasterman (samenstelling).

Inhoud

I Media, rampen en risico's
1. Peter Vasterman: inleiding 8
2. Loek Hermans: Verantwoording en professionaliteit 11 
3. Mark Kranenburg: De hedendaagse journalistiek: dat is pas echt een ramp 16
4. Frits van Exter Voedertijd 20
5. Peter Vasterman: Rampen en risico's: duivelse dilemma's voor pers en overheid 25

II Media in crisis, crisis in media 
Stellingen en discussies
6. Werner Overdijk: Een nabeschouwing: terugkijken op de toekomst 40


donderdag 9 mei 2002

Fortuyn: tussen demonisering en verafgoding. '

9 mei 2002

De media en de gevestigde politiek hebben een klimaat geschapen waarin deze moord kon plaatsvinden. Fortuyn zou in de media voortdurende zijn afgeschilderd als een rechts-extremist, een racist, dan wel een politicus die thuishoort in het rijtje LePen, Haider en De Winter.'

Deze demoniseringshypothese werd al op de avond van de moord gelanceerd, onder andere door prof. Smalhout in het programma B&W van Sonja: er was sprake geweest van een hetze, Fortuyn zou zijn neergezet als een 'relnicht'. Op dat moment was er nog niets bekend over de dader en zijn motieven, behalve dan dat het om een blanke Nederlander ging. (godzijdank, verzuchtte vrijwel iedereen).

Eerst leek de demoniseringstheorie vooral het gevolg van de woede en de verbijstering van het moment, in de uren en dagen daarna werd steeds vaker en explicieter de beschuldigende vinger gewezen naar de media, de PvdA en Groenlinks. Mensen als Job Frieszo (NOS Journaal), Wouke van Scherrenburg (Den Haag Vandaag), Ad Melkert, Paul Rosenmuller moesten het daarbij ontgelden. Signaal voor de media om daar in al die programma's en krantenkolommen weer veel aandacht aan te besteden.

Als je de demoniseringshypothese onder de loep legt, gaat het in feite om een redenering die gebaseerd is op een keten van veronderstelde causale verbanden.

De moordenaar en de media.

De demon theorie schrijft een zeer grote invloed toe van de media op het denken en de daad van de moordenaar.

Uit allerlei media-onderzoek blijkt dat er van een directe media-invloed op menselijk gedrag geen sprake is. Er zijn incidentele gevallen waarbij het sterke vermoeden bestaat dat er sprake is van imitatiegedrag, waarbij de (doorgaans gestoorde) dader zich laat inspireren door films (Rambo en vergelijkbare 'shootouts') of door uitvoerige berichtgeving over opzienbarende gewelddadigheden. (Erfurt en de schietpartijen op scholen in de VS). Ook bij de vermeende golf van kindermoorden in 1997 in Nederland kwam een dergelijk verband ter sprake, traumapsycholoog Wolters riep zelfs op tot een mediastilte om nog meer imitaties te voorkomen. Bij de verschillende processen tegen de daders is echter nooit enige bewijsvoering voor deze veronderstelling op tafel gekomen.

Uit talloos effectenonderzoek is inmiddels duidelijk geworden dat het niet meevalt om de media als afzonderlijke beïnvloedingsfactor te isoleren en bestuderen los van allerlei andere sociale of psychologische variabelen. Bovendien komt uit veel mediaonderzoek niet een passieve maar juist een zeer actieve en assertieve mediaontvanger naar voren, die zelf selecteert en zelf construeert. De sociale omgeving, interpersoonlijke communicatie en uiteraard het eigen wereldbeeld spelen daarbij een belangrijke rol. Dat neemt niet weg dat de media in ieder geval een sterke agendasettende rol spelen, ze bepalen in grote mate waar het publieke debat over gaat (en worden daarbij weer beïnvloed door gebeurtenissen, acties van belangengroepen en de besluitvorming in de politiek).

Daarnaast is van belang dat de media niet alleen simpel gebeurtenissen verslaan maar dat ze deze ook altijd meteen in een kader proberen te plaatsen. De media proberen te duiden, te interpreteren en zin te geven aan al die gebeurtenissen. Bovendien vervullen de media een belangrijke platformfunctie, ze geven een stem aan allerlei maatschappelijke stromingen, hetgeen weer een breed scala aan interpretaties oplevert.

Als de dader zich al heeft laten inspireren door de berichtgeving dan heeft hij uit een veelvoud aan informatie die uitspraken kunnen kiezen die mogelijk een bevestiging boden voor zijn verwrongen wereldbeeld waarin geweld als optie wordt gezien. Het merkwaardige is dat dader voorzover nu bekend eerder tegenstander was van Fortuyns ideeën over bont en bio-industrie dan (voor zover wij wete) van zijn voorstellen met betrekking tot de islam of asielzoekers. In de berichtgeving over Fortuyn kwam het milieu zelden aan bod. Niettemin zal V. van der G. Fortuyn als een groot gevaar voor de Nederlandse samenleving hebben gezien, een gevaar dat kost was kost gestopt diende te worden. Om die stap te kunnen maken, nog voor de verkiezingen, moet tocht ergens in dat brein kortsluiting zijn ontstaan.

Dé media?

Een andere veronderstelling bij de demoniseringshypothese is dat de media tamelijk eensluidend een boodschap hebben gebracht en dat die boodschap haatdragend jegens Fortuyn zou zijn geweest.

De brede categorie 'de media' zorgt voor grote problemen bij het toetsen van de demoniseringshypothes, er is sprake van een zeer uitgebreide en gevarieerde media-aanbod. Bovendien speelde de verkiezingscampagne zich ook voor een deel af in allerlei infotainment-achtige programma's waarin het veel meer om human interest en emotie dan om politiek ging.

Een ander probleem bij deze redenering is dat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen de media als nieuwsbrengers, als hoeders van de openbaarheid (platform) en als waakhonden. Allerlei uitspraken die in de openbaarheid van de media worden gedaan komen niet bepaald voor rekening van de media. Een groot deel van het nieuws bestaat uit verslaggeving van nieuwswaardige gebeurtenissen en uitspraken. Daarnaast zijn er tal van opiniërende stukken van zowel journalisten als allerlei mensen van allerlei maatschappelijke organisaties. Dat levert dus een zeer gevarieerde berichtgeving op over Fortuyn, die niet één boodschap laat zien.

Eén boodschap?

De hypothese veronderstelt dat de media in de afgelopen maanden met een behoorlijk eensluidende boodschap zijn gekomen. Namelijk dat Fortuyn een groot rechts-extremistisch gevaar zou zijn dat met alle middelen gestopt zou moeten worden. Dat is nogal lastig hard te maken gezien de duizenden artikelen en evenzoveel televisie- en radiominuten die aan het fenomeen zijn besteed. Natuurlijk is Fortuyn soms in verband gebracht met extreem-rechts, met racisme en met het bekende rijtje LePen, Haider en Vlaams Blok. Maar om te constateren dat die benadering dominant was in de berichtgeving en de opinievorming in de media, daarvoor ontbreken bewijzen. In de PCM dagbladen verschenen in de afgelopen zes maanden tot en met maandag 5 mei 856 artikelen waarin de naam Fortuyn voorkwam. In 69 daarvan kwam in ieder geval ook een van de woorden: racisme, fascisme, racist, fascist, extreem, of extremisme voor. Fortuyn in combinatie met Berlusconi, Haider, Hitler LePen, Vlaams blok: 62 keer. En in 36 keer een combinaties van Fortuyn met een woord uit beide rijtjes. In deze gevallen gaat het artikelen die zowel bevestigend als ontkennend zijn, het kan gaan om stukken waarin juist aan de orde komt dat Fortuyn geen racist is of om een stuk over de reden van het afbreken van het interview met de BBC-correspondent namelijk de beschuldiging van racisme. Fortuyn werd dus wel in dat referentiekader besproken maar je kunt niet stellen dat hij een veel artikelen werd neergezet als een racistisch gevaar, vergelijkbaar met LePen. En dat geldt zeker niet voor de feitelijke verslaggeving van allerlei lopende gebeurtenissen. Fortuin wordt in dat soort artikelen niet geïntroduceerd als de 'rechts-extremistische' politicus, zoals dat steevast wel gebeurt met bijvoorbeeld LePen. Af en toe zijn er natuurlijk wel uitspraken in die rechts-extremistische richting gedaan, ook op tv en radio en het zijn deze uitspraken die nu af en toe opduiken in de discussies, maar je kunt niet stellen dat deze representatief zijn voor de berichtgeving. Bovendien is Fortuyn natuurlijk zelf verantwoordelijk voor al de uitspraken die hij heeft gedaan, het is niet zo dat de media die stellingen nog heeft aangescherpt, ze waren immers al scherp genoeg en bijna altijd interessant nieuws. Het is de taak van de media om allerlei claims kritisch te onderzoeken zeker midden in een verkiezingscampagne. Dat overkwam niet alleen Fortuyn maar ook de andere lijststrekkers.



Fortuin als mediaster.

Wat in de demoniseringshypothese over het hoofd wordt gezien is de enorme betekenis die de uitvoerige media aandacht voor de populariteit van Fortuyn heeft gehad. Je kunt je LPF eigenlijk niet voorstellen zonder al die media. We hebben hier te maken met een partij die binnen enkele weken uit de grond werd gestampt, die geen afdelingen of structuren in het land kende en die potentiële aanhangers alleen kon mobiliseren via de media. Er is een brede, redelijk ongeorganiseerde massabeweging ontstaan, vrijwel uitsluitend gebaseerd op de boodschap die Fortuyn via de media kon uitdragen. De ontdekking dat deze massabeweging in de peilingen was terug te vinden leidde al voor de gemeenteraadsverkiezing tot een enorme toename van de media aandacht. Het fenomeen Fortuyn had een onweerstaanbare aantrekkingskracht op de media die desastreus was voor de andere partijen. Waar Pim was, gebeurde wat en verdubbelde de kijkcijfers. Om die reden is er een opwaartse dynamiek ontstaan waarin stijgingen in de peilingen leiden tot meer aandacht, en meer aandacht weer leidt tot hogere peilingen. Pim op vakantie? Een daling in de peilingen. Op sommige momenten was Fortuyn overal in de media en op de voorpagina's, continue en alomtegenwoordig. Er was af en toe sprake van een heuse mediahype rond Fortuyn, een door de media aangejaagde publiciteitsgolf. Als zich de dader al door de berichtgeving heeft laten beïnvloeden dan wellicht toch veel eerder door de vele positieve human interest achtige programma's en reportages waarin Fortuyn zich manifesteerde als een echte mediaster. Dat optreden verklaart ook waarschijnlijk dat honderdduizenden mensen het gevoel kregen een persoonlijke band te hebben met Fortuyn, iemand die nog geen jaar geleden nog volstrekt onbekend was bij het grote publiek. De flamboyante performance van Fortuyn paste perfect in de formats van de televisiedemocratie waarin alles draait om pakkende oneliners, scoren in debatten, tegenstanders te kijk zetten en zogenaamde 'zeggen waar het op staat'. Fortuyn was provocerend maar ook innemend, politicus maar vooral ook een soort televisievriend, die zijn persoonlijk leven met ons wilde delen.

De berichtgeving heeft verschillende fasen doorlopen, aanvankelijk verbazing, gevolgd door verbijstering en tenslotte erkenning van Fortuyn als een van de belangrijkste politieke figuren van deze verkiezingen. Verbazing: aanvankelijk hadden de media en de gevestigde politiek grote moeite met Fortuyn, moest hij wel serieus genomen worden? Zou LN niet binnen de kortste keren aan interne conflicten te gronde gaan? En zou Fortuyn daar niet zelf ook aan bijdragen, volgens de wetmatigheid, 'waar Pim is komt ruzie.' De omslag kwam na de gemeenteraadsverkiezingen en het inmiddels legendarische verkiezingsdebat, vanaf dat moment kon Fortuyn als fenomeen niet meer stuk voor de media. Als een magneet trok hij publiciteit aan.

Maar toch?

Waar ik eerlijk gezegd wel aan moet denken is de vraag wat er gebeurd zou zijn als er een aanslag was gepleegd op links of op allochtonen door mensen die op de een of andere manier in verband gebracht zouden kunnen worden met extreem rechts. Zouden we dan niet geroepen hebben dat Fortuyn een bijdrage had geleverd aan een klimaat van haat waarin dat geweld kon plaatsvinden? Hoe vaak is niet allerlei kritiek op de media (al dan niet impliciet) gebaseerd op dezelfde veronderstelling? Nu het omgekeerde gebeurt, is het belangrijk om dezelfde vraag toch te stellen en te onderzoeken of de manier van berichtgeven heeft bijgedragen aan de gebeurtenissen. Daarbij zou het dan niet moeten gaan om enkele incidenten (vergelijkingen in columns met Himmler), maar om de algehele berichtgeving, die natuurlijk ook mede wordt vormgegeven door politici, ook Fortuyn en allerlei andere woordvoerders.




woensdag 8 mei 2002

Media voelen zich niet schuldig

LEEUWARDER COURANT

8 mei 2002.  

Byline: GPD

Is het symbolisch dat Pim Fortuyn uitgerekend in het Hilversumse mediapark is vermoord? Het verwijt klinkt dat de pers het fenomeen Fortuyn tot leven heeft gebracht, maar ook schuldig is aan z'n dood.

'Vermoord door de hetze van zittende politici en een blatende pers'. De tekst op het spandoek maandagavond bij het stadhuis in Rotterdam vertolkte het gevoel van menig Nederlander. De Nederlandse Vereniging van Journalisten verwerpt die gedachtegang echter. Natuurlijk is er in commentaren kritiek geuit op Fortuyn, maar net zo goed op het paarse kabinet, stelt voorzitter Ron Abram van de journalistenvakbond. "Eerst werd gezegd dat de serieuze media Pim Fortuyn negeerden, toen stelden mensen dat de pers hem groot maakte en nu hoor ik weer dat de pers hem heeft gedemoniseerd."

De schuld in de schoenen schuiven van de media is onzin, vindt Arendo Joustra, hoofdredacteur van Elsevier, het blad waarvoor Fortuyn jarenlang columnist was. ,,Er is er maar één die verantwoording moet afleggen voor zijn daden, en dat is de dader. De discussie die in de media gevoerd werd over Fortuyn, was redelijk open, ook al werden er soms de meest vreselijke vergelijkingen gemaakt. Maar dat gebeurt nu eenmaal in een open samenleving."

Henny Evers, docent media- ethiek aan de Fontys Hogeschool voor Journalistiek in Tilburg: ,,Er is zowel door pers als politiek een bepaald klimaat rond Fortuyn geschapen, maar hij gaf daar zelf ook aanleiding toe. Hij gebruikte de media volop om zijn boodschap uit te dragen. Aan de andere kant betichtte hij die media van het demoniseren van zijn persoon. Je kunt wel vinden dat hij misbruikt is door de media, maar je kunt het evengoed omdraaien."

Of de media nu wel of niet verweten kan worden dat Fortuyn als een gevaar is afgeschilderd, opmerkelijk is de grote aandacht die de politicus kreeg. Mediadeskundige Peter Vasterman heeft geturfd. In de persdatabank van vijf landelijke dagbladen vond hij 856 artikelen die het laatste half jaar over Fortuyn zijn geschreven. "Dat is erg veel."

In drie artikelen is de professor een 'relnicht' genoemd. In 69 artikelen komt Fortuyn voor in combinatie met woorden als racisme, fascisme, extremisme. In 62 artikelen over Fortuyn zijn ook namen van rechts-extremisten als Haider en Le Pen vermeld, of organisaties als Vlaams Blok. Vasterman: "Maar in verschillende artikelen is juist gesteld dat Fortuyn niet met bepaalde rechts-extremisten kan worden vergeleken."

Dat de media een manifeste rol hebben gespeeld bij het lanceren van Fortuyn als de man die in korte tijd de 'suffe' Nederlandse politiek overhoop haalde, staat als een paal boven water, zegt Vasterman. En ook dat die hoge mediadruk 'een aanjagend effect' heeft gehad. Het ging in sommige televisieprogramma's meer om de vorm dan om de inhoud. Vasterman: "Maar daar had Fortuyn ook baat bij. Hij had een inhoudelijk verhaal, maar was ook altijd wel goed voor grappen en relletjes. Ideaal voor de pers."

De media hebben ook een Pavlov-reactie vertoond, meent Hans Jeekel, oud-kamerlid van D66 en nu statenlid in Noord- Brabant. "Enkele kritische zinnen van de PvdA-partijvoorzitter over Melkert en het werd uitvergroot." Volgens Vasterman zou het goed zijn als de media zo nu en dan 'een stapje terugdoen en gas terugnemen' om hun eigen functioneren te beoordelen. "Journalisten moeten beseffen dat ze niet alleen langs het veld staan om verslag te doen, maar ook zelf speler zijn."

Behalve de media krijgt links Nederland het verwijt dat het een klimaat heeft geschapen waarin zo'n moord kon gebeuren. "Op grond waarvan denkt men dat er een oorzakelijk verband is?", zegt de Nijmeegse politicoloog Cees van Kersbergen. "Zelfs het begin van een argumentatie hiervoor ontbreekt. Met hetzelfde gemak kun je beweren dat Fortuyn dit over zichzelf heeft afgeroepen en dat is ook niet waar. We kennen de feiten niet eens."

Van Kersbergen vindt dat woordvoerder Mat Herben van de Lijst Pim Fortuyn, die meteen na de moord suggereerde dat 'links' en 'de media' verantwoordelijk zijn, dat beeld onmiddellijk publiekelijk moet corrigeren. "Het kan me niet schelen hoe ze dat doen. Nu ontstaat er een klimaat waarin het mogelijk is dat er een aanslag op linkse politici wordt gepleegd. Ik maak me daar ernstige zorgen over." (GPD)



donderdag 21 februari 2002

Ziek van de ramp of van het nieuws óver de ramp?

Ziek van de ramp of van het nieuws óver de ramp?
In: Rampen. Calamiteiten of mediaconstructies? Themanummer Tijdschrift voor mediageschiedenis, 5, 2-2002. 


Verslag van een onderzoek naar de rol van de media bij het ontstaan van de 'Bijlmerslachtoffers' gedurende de nasleep van de ramp uit 1992.


Door: Peter Vasterman (School voor Journalistiek Utrecht) en Joris IJzermans (AMC/Nivel).

DOWNLOAD PDF

“Things only go wrong when the nature of an outbreak is not recognized, and a fruitless and expensive search for toxins, fumes and gases begins. Anxiety, far from being reduced, increases. It is only then that long-term psychological problems may develop.” Simon Wessely.[i]