maandag 24 oktober 2005

Media-Hype. Self-Reinforcing News Waves, Journalistic Standards and the Construction of Social Problems.

European Journal of Communication Copyright © 2005 SAGE Publications
(London, Thousand Oaks, CA and New Delhi) www.sagepublications.com,

Vol 20(4): 508–530. [10.1177/0267323105058254]

Peter L.M. Vasterman
  1. faculty of the Master of Journalism programme at the Department of Media Studies, University of Amsterdam, Turfdraagsterpad 9, 1012 XT Amsterdam, The Netherlands, vasterman@uva.nl

Abstract

News often seems to develop a life of its own, creating huge news waves on one specific story or topic. The term ‘media-hype’ is often used in popular debate about this kind of self-inflating media coverage, but the concept has never made it into the scientific discourse, mainly because of its implicit value judgements. However, by excluding criteria like ‘exaggeration’ and ‘distortion’ and by focusing on the process of amplification and magnification during these media-generated news waves, the concept can become a valuable tool for news research. A theoretical framework of media-hype is developed in this article, not only to analyse the specific dynamic of media-hype, but also to deal with the role it plays in the process of framing and social amplification. A content analysis of media coverage of ‘senseless’ street violence in the Netherlands is used to evaluate the consequences of media-hype for the role the media play in society.

dinsdag 11 oktober 2005

Koning Blog is geen journalist

de Volkskrant 11 oktober, 2005


De Fortuyn-revolte maakte duidelijk dat journalisten te veel meningen en te weinig feiten geven. Weblogs zijn geen afdoende antwoord, zegt Peter Vasterman.

Dat de Volkskrant een web-logsite opent waar lezers in alle vrijheid hun schrijfsels kunnen publiceren, is een mooi initiatief. Het vergroot vermoedelijk de betrokkenheid van internetters bij de krant en trekt mogelijk meer jongeren de Volkskrant-community binnen.
Wat me wel verbaast, is dat Geert-Jan Bogaerts en Patrick Engelsma, de redacteuren die de Volkskrant-blog onder hun hoede hebben, consequent schrijven over bloggen als een voorbeeld van 'burgerjournalistiek' en daarmee hun eigen vak in de uitverkoop gooien. In hun visie is er blijkbaar al sprake van 'journalistiek' als je in al dan niet onbetamelijke bewoordingen je eigen mening op internet zet. Enige vorm van professionaliteit is blijkbaar niet meer nodig om journalist te zijn.
Het is dan ook niet verbazingwekkend dat meteen al blijkt dat de burgerjournalisten van de Volkskrant zich niet veel gelegen laten liggen aan journalistieke codes, zoals het vermelden van initialen bij verdachten en het beschermen van de privacy van mensen. Naam en toenaam van een verdachte werden op aandringen van de hoofdredactie verwijderd, maar de link naar de foto van de man die ervan wordt verdacht zijn vrouw en twee dochters te hebben vermoord, bleef staan. Volgens de beide redacteuren gelden voor de blogs andere regels en moeten de gebruikers elkaar maar corrigeren als het uit de hand loopt.

Forumdiscussie Mediahypes 11e Praktijkcongres Succesvol Persbeleid.

Forumdiscussie Mediahypes 11e Praktijkcongres Succesvol Persbeleid. Bussum 11 oktober 2005. 

donderdag 15 september 2005

NPS-congres ‘Emoties, hypes en feiten’

Verslag NPS-congres ‘Emoties, hypes en feiten’

Over journalistieke kwaliteit - 15 september 2005

Ontlezing, commercialisering en hypes. Is er nog plaats voor serieuze, onafhankelijke journalistiek? De NPS belegde over die vraag haar jaarlijkse congres.


  

zondag 3 juli 2005

The Role of the Media and Media Hypes in the Aftermath of Disasters


·      The Role of the Media and Media Hypes in the Aftermath of Disasters

Peter Vasterman 1
C. Joris Yzermans 2
3. Anja J. E. Dirkzwager 2
Received July 29, 2004.
Accepted November 9, 2004.
Key words
MPI, mass psychogenic illness

·   
INTRODUCTION
It is hardly a surprise that disasters occur more often now than in the past: the world is getting more crowded, air traffic is busier, terrorists are operating worldwide, and the world is much more dependent on complex, but vulnerable technological systems. In the database of the Center for Research on the Epidemiology of Disasters, an increase was found in the number of disasters worldwide. During the decade 1970–1979, 1,230 disasters were registered; in the 1980s, this figure was 2,856; and, in the 1990s, 4,790 disasters were listed. For the years 2000–2003, more than 3,000 disasters were reported (1). Disasters can be defined as acute, collectively experienced traumatic events with a sudden onset, and they can be both natural (e.g., hurricanes, floods, earthquakes) and man-made (e.g., plane crashes, industrial accidents, terrorist attacks) (2).
A growing body of literature suggests that disasters can have both short-term and long-term health consequences for the victims involved, such as posttraumatic stress disorder, depression, anxiety, or substance abuse (2,3). Increased self-reports of nonspecific psychological distress and medically unexplained physical symptoms (e.g., fatigue, headache, difficulty concentrating, joint/muscle pain) have been noted following disasters as well, for instance, after the Three Mile Island nuclear accident in Pennsylvania (4), the Buffalo Creek dam disaster in West Virginia (5), and the Amsterdam air disaster in the Netherlands (67). Similar symptoms were also reported by veterans after their involvement in traumatic military situations, such as the first Gulf War (8).

donderdag 30 juni 2005

Masterclass Risico- en crisiscommunicatie

Masterclass Risico- en crisiscommunicatie. Voor: Communicatiemedewerkers van instanties betrokken bij de infectieziektebestrijding in Nederland. 30 juni 2005. RIVM, Bilthoven.

donderdag 23 juni 2005

Inleiding UMTS, Risicopercepties en mediahypes, een mijnenveld voor het openbaar bestuu

Lezing voor de discussiedag gemeentelijk Antennebeleid. Rotterdam 23 juni 2005.


UMTS, Risicopercepties en mediahypes, een mijnenveld voor het openbaar bestuur. 


If men define a situation as real they are real in their consequences. 
Peter Vasterman


Ter voorbereiding van deze inleiding heb ik eens in de databank Lexis Nexis gekeken naar de berichtgeving in de regionale en landelijke dagbladen over de UMTS-zendmasten. Zo’n kleine 300 artikelen in het afgelopen jaar onder de trefwoorden UMTS en zendmasten. En bijna allemaal gaan ze over wat journalisten noemen “het groeiend verzet” tegen de zendmasten en de gezondheidsrisico’s. Tik je UMTS en kanker in over het afgelopen jaar dan vind je bijna honderd artikelen (“Straling veroorzaakt mogelijk kanker”). Dat is verontrustend, zeker als boven een ander artikel staat: “Straling gaat door dikke muur.” Het woord ‘straling’ heeft natuurlijk een veel angstaanjagender connotatie dan het onschuldige ‘radiogolven’. 

De artikelen schetsen de bezorgdheid van de bewoners van wie sommigen al allerlei gezondheidsklachten melden; juridische en gemeentelijke procedures komen ter sprake; evenals verwijzingen naar buitenlandse onderzoeken (Israël, Duitsland) die risico’s aangetoond zouden hebben en tenslotte volgt er een reactie van een overheidswoordvoerder die verwijst naar de conclusies van de Gezondheidsraad dat de ‘straling’ van mobiele telefoons en gsm-basisstations niet direct schadelijk is voor de gezondheid.  Het advies van de Gezondheidsraad om meer onderzoek te doen naar eventuele lange-termijn-effecten krijgt in zo’n context waarschijnlijk een andere speciale betekenis (waarom onderzoek als er niets aan de hand is?). 

De verhalen in de pers volgen dus een bepaald schema:  eerst het verzet, de verontrusting, boosheid van bewoners, dan een stukje over de risico’s van straling (allerlei claims worden op een hoop geveegd, van slapeloosheid tot kanker) en dan meestal aan het eind een reactie vanuit de overheid. Het hele stuk is geschreven vanuit één referentiekader, namelijk dat van de bezorgde burger, die iets ongrijpbaars overkomt, met wie de zodat de lezer zich goed kan identificeren. 
Gedegen informatie over de feitelijke risico’s of vergelijkingen tussen verschillende risico’s ontbreken doorgaans. De media concentreren zich vooral op outrage en niet op hazard zoals dat in de Amerikaanse literatuur wordt genoemd, op verontwaardiging over een risico en niet op het risico zelf. En dat is een totaal andere benadering dan die van de risico-experts die zich niet met de sociale aspecten van risico bezighouden, maar alleen met de aantoonbare gevolgen voor de gezondheid van de blootstelling aan  bepaalde stimuli. 

diepe kloof
Het is opvallend dat er telkens als zich een nieuw risico-issue aandient een diepe kloof blijkt te gapen tussen de manier waarop de burgers (gesteund door de media) er tegen aankijken en de percepties bij de overheid (gesteund door de wetenschap). Burgers definiëren de risico’s vanuit een sociaal perspectief (onvrijwillig, onrechtvaardig, onbetrouwbaar, etc.), terwijl experts alleen uitgaan van de wetenschappelijke gegevens over risico’s. Daarbij gaat het om vragen als: bij welke dosis en onder welke voorwaarden kan sprake zijn van mogelijke negatieve effecten voor de gezondheid? En zijn die effecten significant? En; hoe verhouden zich deze risico’s tot andere risico’s waar mensen vrijwillig of niet aan worden blootgesteld? Het gaat altijd om waarschijnlijkheden niet om zekerheden. 

De burger die betrokken is geraakt bij een risico-issue kijkt daar totaal anders tegenaan: risico-inschattingen krijgen in hun manier van denken een totaal andere betekenis. Bijvoorbeeld: als wetenschappers zeggen dat er een link is tussen blootstelling en gezondheid, maar dat de effecten verwaarloosbaar klein zijn, dan voedt dat juist de verontrusting. Waarom? Omdat mensen uitgaan van andere denkkaders, waarin bepaalde  psychologische patronen een grote rol spelen. Ze zullen zeggen ‘zie je nu wel!’ Ze geven het toe, er is een link, we hadden gelijk. Wie zegt dat er toch niet voor sommige mensen wel grotere effecten zijn? Het zal je kind maar wezen? Het is een schande, wie is hiervoor verantwoordelijk, dit moest een keer gebeuren, wij waarschuwen hier al jaren voor.

psychologische patronen
Om te begrijpen hoe zo’n referentiekader tot stand komt moeten we even stil staan bij die psychologische patronen die risicoperceptie bij mensen bepalen en die leiden tot overschatting of onderschatting van risico’s. Uit onderzoek blijkt dat we vooral zeldzame, onbekende, exotische gevaren sterk overschatten, terwijl de we bekende alledaagse risico’s sterk onderschatten (bij de niet-natuurlijke doodsoorzaken scoren ongelukken in en om het huis meer dan helft van alle gevallen). Zeldzame, dramatische gebeurtenissen (vliegtuigongelukken) scoren daarom hoger dan auto-ongelukken. Als we zelf achter het stuur zitten schatten we de risico’s veel lager in: controle of juist het gebrek daaraan speelt een belangrijke rol. Dat geldt ook voor vrijwilligheid en onvrijwilligheid: als we ongewild blootgesteld worden aan een risico waarbij we ook nog geen enkele controle hebben dan raken we snel in de stress, hoe klein dat risico feitelijk ook is in vergelijking met andere risico’s. Dat is waarschijnlijk ook de reden waarom de zendmasten wel en de mobiele telefoons geen verontrusting opleveren. Verder zijn van belang: (on-)rechtvaardigheid (waarom overkomt mij dit?), de schuldvraag (wie heeft het gedaan) en de motieven (Geld? Mijn gezondheid voor geld?). Daarom hebben mensen minder problemen met natuurrampen dan met man-made disasters. Tot slot speelt vertrouwen een belangrijke rol; als het gevoel bestaat dat informatie word achtergehouden schatten mensen de risico’s veel hoger in. 
Mensen zijn bereid om zelf enorme risico’s te nemen in en om het huis of op vakantie, terwijl ze wel enorm verontrust kunnen raken over een verwaarloosbaar klein risico waar men ongewild aan is blootgesteld. Het is de paradox van de roker die zich druk maakt over fijn stof in zijn buurt. 

nieuwsselectie
Deze psychologische patronen vinden we ook weer terug in de criteria voor nieuwsselectie die de media hanteren. Alleen onbekende, opzienbarende risico’s of gevaren zijn nieuwswaardig (niet de ongelukken in en om het huis, dat is een statistiekje). Om die reden is de hoeveelheid aandacht voor een gevaar omgekeerd evenredig aan de mortaliteitscijfers. Verder moet nieuws schokkend zijn: veel doden in een keer zijn veel nieuwswaardiger dan veel meer doden een voor een (legionella versus Volendam). Een acute crisis is veel nieuwswaardiger dan een cumulatief patroon, vandaar de concentratie van het nieuws op dramatische, schokkende, maar zeldzame gebeurtenissen zoals vliegtuigongelukken. Nieuws gaat dus meer over incidentele gebeurtenissen dan over lange termijn processen. En vooral het nieuws gaat meer over outrage dan hazard, gaat meer over de verontrusting en verontwaardiging van de burgers (al snel slachtoffers genoemd) dan over de wetenschappelijke feiten over de risico’s. Bovendien komt vanuit de waakhondfunctie van de media ook al snel de schuldvraag op: wie is hier verantwoordelijk voor? Als blijkt dat een bewindspersoon al op de hoogte was van een risico maar er niets aan heeft gedaan, dan is een schandaal in de maak en dat is altijd nieuwswaardig. 

Wat nieuwswaardig is en welk referentiekader de media hanteren is belangrijk omdat de media weliswaar verslaggevers zijn van gebeurtenissen, maar tegelijkertijd die gebeurtenissen sterk kunnen beïnvloeden door hun manier van berichtgeving. De media hebben de macht om een onderwerp uit te vergroten en een aanjagende rol te spelen in het sociale proces van verontrusting rond bijvoorbeeld de UMTS zendmasten. Dan is sprake van een mediahype, er is sprake van een zichzelf versterkend proces in het nieuws. De media zorgen voor een uitvergroting van een risico, de verontrusting die daarvan het gevolg is wordt ook weer nieuws, etc.. Een belangrijk kenmerk van dergelijke mediahypes is ook een zichzelf versterkend proces qua inhoud van het nieuws. 

In de berichtgeving gaat al snel een bepaalde definitie van de situatie of het probleem domineren en die structureert de zoektocht naar nog meer ‘bevestigend’ nieuws. De nieuwsdrempels dalen sterk voor alle gebeurtenissen, uitspraken en meningen die een bevestiging voor het centrale perspectief opleveren. De uitgebreide aandacht voor dit nieuws zal vervolgens de juistheid van die visie bevestigen. Er is dus sprake van een sterke selectieve perceptie en selectieve verslaggeving. Een voorbeeld: op het moment dat de media in enkele gevallen van meningokokken besmettingen een cluster zien, zal ieder nieuw besmettingsgeval, waar dan ook in Nederland, prominent gemeld worden: “Alweer een nieuw geval van....” Op die manier creëren de media een golf van incidenten in het nieuws waardoor de indruk ontstaat dat er plots daadwerkelijk sprake is van een epidemie.

Het referentiekader van waaruit de media berichten is dus van groot belang: in veel gevallen nemen de media dat van de betrokken burgers over, ze gaan uitgebreid in op de angstgevoelens, de verontrusting, de aangekondigde acties, en de reacties daar weer op van het openbaar bestuur. Als de overheid vanuit het andere referentiekader (dat van de experts) reageert, ontstaat er een explosieve situatie waarin de burger het vertrouwen in de overheid kan verliezen. Men voelt zich in de kou staan, men voelt zich miskend, niet serieus genomen, hetgeen mensen weer zal versterken in hun opvatting dat er een serieus probleem is. Deze percepties en gevoelens worden zowel uitvergroot als vervolgens aangewakkerd door de media. Zeker in het huidige medialandschap waarin de concurrentie scherper is en de traditionele journalistiek onder grote (commerciële) druk staat. In de berichtgeving over dit soort risico-onderwerpen ligt de nadruk tegenwoordig op het verhaal van de mensen zelf, hun persoonlijke ervaringen, de emoties en de afstandelijke reacties van de ‘kille’ overheid. 

interpretatieschema’s
Welke interpretatieschema duiken telkens weer op in de berichtgeving en de manier waarop burgers tegen risico’s aankijken? Schema’s die dus meer te maken hebben met wantrouwen, gevoelens van onrechtvaardigheid en de schuldvraag dan met de feitelijke risico-inschatting. Telkens gaan deze schema’s een stap verder.
 
Als er een vermoeden van een risico bestaat luidt de argumentatie: 
“Wie zegt dat er geen risico’s zijn?” “Laat ze eerste maar eens aantonen dat het niet schadelijk is.” (NRC Handelsblad kop 28 januari 2005)
“Bij asbest zeiden ze vroeger ook dat het geen kwaad kon.”

Als er een vermoeden is van gezondheidsschade als gevolg van de blootstelling:
“We zijn allemaal slachtoffers en zij hebben het altijd al geweten.”
“Waarom heeft de overheid niet eerder ingegrepen?”
“Onze overheid heeft nooit van tevoren onderzocht wat voor een consequenties de plaatsing van al die masten op de volksgezondheid heeft.”

Als meer mensen klachten rapporteren krijgt de ziekte een naam: elektrostress. 
“Het barst van de mensen met paniekaanvallen, duizelingen, hartkloppingen en slaapproblemen. Die ziekten worden door onze landelijke regering en veel medici niet erkend. Er bestaat geen medicatie tegen elektrostress. Maar ondertussen biedt het leven voor de slachtoffers geen perspectief meer.” 
“Hele mensenmassa's klagen steen en been over gezondheidsklachten die zij sinds de komst van masten in hun omgeving hebben.”

Als de ziekte bewezen wordt geacht, wordt het schandaal een feit: 
“Ze zijn alleen op geld uit, ten koste van onze gezondheid.”
“Door met de geldbuidel te rammelen krijgen ze medewerking van eigenaren.”
“Minister Brinkhorst is natuurlijk als de dood dat hij het geld moet terugbetalen.”
“[...] bedrijven die rijk worden van uw blootstelling aan hun straling!”

sociale epidemie
Als dit soort kaders sterk op de voorgrond treden, kan er een sociale epidemie ontstaan waarbij steeds meer mensen (ook via de media) elkaar besmetten met het idee dat hun algemene gezondheidsklachten zijn toe te schrijven aan één (fysiologische) oorzaak, in dit geval de UMTS zendmasten. Er vindt een proces clustering en labeling van klachten en symptomen plaats, meestal bestaande uit: concentratie- en geheugenstoornissen, depressie, vermoeidheid, huidproblemen, hoofdpijn, gewrichtspijnen, hartkloppingen en paniekaanvallen. Op die manier ontstaan de zogenaamde functionele somatische syndromen zoals chronische vermoeidheid, Bijlmersyndroom, whiplash, multipele chemische sensitiviteit, sick-building syndrome enzovoorts. De gezondheidsklachten zijn niet-specifiek, diffuus, ambigue en endemisch en komen in dezelfde mate ook voor in normale gezonde populaties. Dat is ook de reden waarom onderzoek naar een bepaalde oorzaak zo moeilijk uitvoerbaar is. 
De syndromen houden zichzelf lange tijd in stand door een zichzelf versterkende cyclus: de angst voor een ziekte of de mogelijke gevolgen van besmetting of blootstelling zorgt voor een verhoogde gevoeligheid voor reeds lang bestaande, onverklaarde symptomen. Angst voedt de selectieve aandacht en de eenzijdige interpretatie van die symptomen die allemaal onder één noemer worden gebracht waardoor de situatie van de patiënt steeds ernstiger lijkt te worden. Als het veronderstelde ziektebeeld geen erkenning krijgt van het officiële medische circuit is dat voor de slachtoffers juist een bewijs voor de waarheid van hun claims. En een reden om naar het alternatieve circuit te stappen.

risicocommunicatie.
De vraag is hoe dit proces te voorkomen? En ervoor te zorgen dat deze interpreatie- en argumentatieschema’s niet gaan domineren in de berichtgeving en het publieke debat over de zendmasten? 
Aangezien er geen definitieve uitspraak ligt over de (on-) schadelijkheid van de zendmasten gaat de aandacht van de media vooral uit naar outrage; de verontwaardiging en verontrusting van de mensen die zich onrechtvaardig behandeld voelen omdat ze ongevraagd zijn blootgesteld aan onbekende risico’s. In de berichtgeving zal daarom het beeld overheersen dat er bij de UMTS zendmasten vermoedelijk wel sprake zal zijn van enig risico -hoe groot is natuurlijk onbekend -  maar wel zodanig dat het voorzorgprincipe zou moeten gelden en de overheid zou de bouw van de zendmasten zou moeten stoppen. Als de overheid vervolgens inderdaad die uitrol van de zendmasten gaat stoppen of vertragen dan zal dat worden gezien als een bevestiging van de schadelijkheid van de straling. Mensen zullen zich gesterkt voelen in hun verontrusting en verontwaardiging en zullen vervolgens ook de GSM masten en de hoogspanningsmasten gaan aanpakken. Niets doen daarentegen zal de verontrusting alleen maar aanwakkeren. Dat is het dilemma: geen rekening houden met percepties bij het publiek kan leiden tot een proces van vervreemding, maar er wel rekening mee houden, levert weer een nieuw risico op: namelijk beleid dat een speelbal dreigt te worden van maatschappelijke emoties; de waan van de dag, aangejaagd door mediahypes en populisme. 

onbekendheid, onrechtvaardigheid, onvrijwilligheid.
De opdracht is dus om de discrepanties in risicoperceptie van de verschillende actoren: wetenschap, overheid, media, publiek en direct betrokkenen te overbruggen. Het is dus belangrijk om aan te sluiten bij de risicopercepties, de achterliggende psychologische patronen en de sociale dynamiek die kan ontstaan, maar zonder de feitelijke risicoafweging buiten beschouwing te laten. 
De reacties van mensen kunnen vanuit risico-inschatting als volkomen irrationeel worden gezien of zelfs belachelijk, vanuit psychologisch oogpunt gezien zijn die reacties van verontrusting en verontwaardiging volkomen logisch: men wil zich geen zorgen hoeven te maken (dat is psychologisch ongemakkelijk), men wil de zaak zelf onder controle hebben en men wil niet onrechtvaardig behandeld worden. Alleen maar communiceren over de feitelijke risico’s, wetenschappelijke onderzoeksresultaten heeft dus niet veel zin, dat sluit niet aan bij deze reacties. 
Psychologisch gezien moet aansluiting worden gezocht bij de volgende drie punten, zowel in de communicatie als in het beleid m.b.t. de zendmasten: 
onbekendheid (angst voor het onbekende): 
o geef informatie over vergelijkbare, bekende risico’s, zodat mensen zelf kunnen evalueren,
o maar vergelijk geen vrijwillige met onvrijwillige risico’s (roken en straling),
o laat ter geruststelling (specifieke) gezondheidsklachten onderzoeken (ontken deze niet),
o geef aan wat er gedaan wordt om de blootstelling aan de straling te beperken.
Onvrijwilligheid/gebrek aan controle (het gevoel dat er met je gesold wordt): 
o geef mensen inspraak in waar een zendmast moet komen,
o betrek ze bij besluitvorming,
o geef openheid van zaken,
o maak er een vrijwillig risico van,
Onrechtvaardigheid (het gevoel dat jij ervoor moet opdraaien): 
o vermijdt dat alleen bepaalde buurten of flatgebouwen met de masten te maken krijgen en andere niet (de flats versus villawijken), 
o geef informatie over voor- en nadelen van nieuwe technieken.

tot slot
Dat betekent luisteren naar mensen en proberen de gevoelens van onrechtvaardigheid en onvrijwilligheid te verminderen. Dat betekent ook een einde maken aan situaties die deze gevoelens kunnen aanwakkeren. Tot slot de media: het belangrijkste probleem is dat zij alleen maar verslag doen van het proces, dat aanjagen door hun manier van bericht geven, maar zich niet verantwoordelijk voelen voor de oplossing van het probleem. 
Daar zou de communicatie ook op gericht moeten zijn: informeer de pers over risicopercepties, de psychologische patronen, de afweging van risico’s en laat ze vooral de sociale dynamiek zien die tot stand kan komen ongeacht het feitelijke risico en de rol die de media er in kunnen spelen. Herinner ze aan vergelijkbare voorbeelden zoals het Bijlmersyndroom. Kant en klare oplossingen zijn er niet, misschien dat deze gedachten u wel kunnen helpen. 

maandag 20 juni 2005

Hype rond WK dat niet bestond

Van onze verslaggevers Charles Bromet, Willem Vissers − 20/06/05, 08:03
Tien camera’s telde Foppe de Haan bij de training en hij dacht: ‘Is dit niet een beetje overdreven?’ Ook in het voorportaal van het echte Oranje is de gekte losgebarsten....
Vlak voor het einde van het journaal van 8 uur, toch het icoon van het tv-nieuws, schakelde de nieuwslezeres woensdag over naar haar sportcollega: had hij nog bijzonderheden over de nationale ploeg voor voetballers tot 20 jaar, die over een paar minuten aftrapten tegen Australië?
En alsof het verschil met het echte Nederlands elftal van Van Basten reeds is opgeheven, opende Studio Sport gisteren met de uitlooptraining van de jeugdploeg, een dag na de nietszeggende groepswedstrijd tegen Benin.
Beelden van een partijtje voetvolleybal. En wie moet in hemelsnaam de geblesseerde Ibrahim Afellay vervangen tegen Chili?
‘Plotseling blijkt dit toernooi te bestaan’, zegt mediasocioloog Peter Vasterman. ‘We roepen al tijden dat dit een fantastisch toernooi is’, aldus woordvoerder De Leede. ‘Nu de mensen het op tv zien, worden ze wakker en vragen ze om kaartjes. Maar de wedstrijden van het Nederlands elftal zijn steeds uitverkocht.’

woensdag 18 mei 2005

Risico- en crisiscommunicatie: oude valkuilen, nieuwe dilemma’s.

Lezing 18 mei 2005 ter gelegenheid van de opening van het Expertisecentrum voor Risico- en Crisiscommunicatie (ERC).


Bij de start van dit nieuwe Expertisecentrum lijkt het me verstandig om stil te staan bij de paradoxen, problemen en dilemma’s die het communiceren over crises en risico’s oplevert. Oude valkuilen, nieuwe dilemma’s. 

Op het eerste gezicht lijkt de opdracht voor het nieuwe centrum simpel: hoe dient de overheid te communiceren met het publiek zodat crisissituaties in goede banen kunnen worden geleid? Bij nader inzien verraadt die vraagstelling al het klassieke communicatieparadigma van de zender, de boodschap en de ontvanger uit het tijdperk van excellenties op ministeries, heren in driedelige pakken op redacties en vader die thuis na het avondmaal bij een door moeder geserveerd kopje koffie de avondcourant openslaat, terwijl op de achtergrond de radionieuwsdienst klinkt. Het Philip Bloemendaal tijdperk en het boekje Bescherming Bevolking (ga onder de trap zitten bij een atoomaanval) zogezegd. In die tijd zat iedereen nog te wachten op het officiële nieuws van het bevoegd gezag. Hoe ziet dat er tegenwoordig uit? Het Nederlandse (media-) landschap is totaal veranderd. 


stopumts.nl

Heel toevallig kwam ik op internet (serendipiteit is de grote kracht van internet) een website tegen over UMTS, (URL: http://www.stopumts.nl/) dat wil zeggen over het verzet tegen de installatie van al die zendmasten op flatgebouwen waar mensen wonen die dat niet zien zitten. De site ‘StopUMTS.nl - Een kritische kijk op de gezondheidsaspecten van mobiele communicatiemiddelen’ ziet er professioneel uit: met artikelen (uit de media), rapporten, discussieforums, links naar wetenschappelijk onderzoek, maar vooral ook veel persoonlijke ervaringen van mensen die zijn blootgesteld aan straling. 

Verhalen als: “Vier jaar geleden kreeg ons gezin zulke problemen door straling van gsm-masten dat we gedwongen werden te verhuizen. [...] Na 20 jaar vredig op die plekte hebben gewoond kregen we alle vijf opeens dagelijks de verschrikkelijkste hoofdpijnen.” Ook anderen melden gek te worden van de straling: “Ik slaap nu bij mijn moeder en mijn klachten nemen direct af,” meldt een ander slachtoffer. 

“Eén op de drie bewoners van de flat aan het Nasssauplein in Amsterdam kampt met gezondheidsklachten. Alle kinderen die er wonen hebben astma. Over de oorzaak zijn de bewoners het eens: de 15 (!) zendmasten en umts-antennes die op het dak staan.”  Op de website ook foto’s als bewijsmateriaal. (Zie ook: www.geenzendmasthaaften.nl: “Ze hebben heel wat internetsites afgestruind op zoek naar informatie over de mogelijke gevaren.”)  


ook ‘risicocommunicatie’

Er zijn oproepen tot actie en vorige week was er nog een demonstratie van verontruste ‘slachtoffers’ van de straling van zendmasten en basisstation van DECT huis telefoons.

Dat is een mooi voorbeeld van moderne risicocommunicatie, alleen nu niet top-down vanuit de overheid maar bottom-up, vanuit de basis. Internet verschaft iedereen (tegen lage kosten) de middelen om daarover te communiceren en contacten met lotgenoten op te bouwen, want daar is internet ook heel geschikt voor met al die discussiefora. Internet kan zo een belangrijke rol spelen bij de mobilisatie van maatschappelijk verzet (zie ook de radicalisering van Mohamed B. via internet). 


Deze acties tegen UMTS worden vervolgens opgepakt door lokale politieke partijen (SP en Leefbaar) en uitvergroot door de ‘officiële’ journalistieke media en het resultaat is voorlopig dat een aantal gemeenten en woningbouwverenigingen weigert nog langer UMTS masten te laten plaatsen op gebouwen in dichtbevolkte gebieden. 


“Ze willen eerst meer onderzoeken afwachten die aantonen dat de elektromagnetische straling van de antennes geen gevaar oplevert voor direct omwonenden.” (Zie: Het Financieele Dagblad 16 april 2005: “Zorgen over stralingsrisico's leiden tot opstandigheid”). De krant meldt ook: 

“Volgens de Gezondheidsraad, die alle onderzoeken naar de invloed van UMTS straling bijhoudt, is er tot nu toe geen bewijs gevonden voor negatieve effecten van elektromagnetische straling op de gezondheid. Er is volgens een woordvoerder dan ook geen enkele reden om de uitrol van UMTS antennes tegen te houden.” 


Dat is de bekende patstelling: mensen maken zich zorgen, maar onderzoek heeft nog geen spoor van bewijs gevonden voor een link tussen gezondheidsklachten en de UMTS zendmasten. Hetzelfde geldt overigens voor de mobiele telefoons, maar daar is opvallend genoeg weinig verontrusting over, misschien omdat mensen daar zelf voor kunnen kiezen. En zoals bekend bij risicoperceptie speelt controle, keuze, onvrijwilligheid en een gevoel van onrechtvaardigheid (waarom in onze buurt en niet in de villawijk?) een belangrijke rol. En dat is bij UMTS het geval, maar omdat er geen spoor van bewijs is ziet de overheid geen probleem.


klassieke valkuil 

In het oude zender, boodschap, ontvanger schema zou dat de boodschap van de overheid zijn; er is geen enkele reden voor ongerustheid. De risico’s zijn verwaarloosbaar klein, “de veldsterktes liggen ruimschoots binnen de blootstellinglimieten.” De nadruk ligt op het communiceren van die wetenschappelijke gegevens, uitgaande van “evidence based policy.” Maar deze aanpak bevat een klassieke valkuil met averechtse effecten: juist de boodschap dat iedereen rustig kan gaan slapen onder dat dak met al die antennes zal alle alarmbellen doen rinkelen, zowel bij de media als het publiek en zal de verontrusting en het verzet alleen maar aanwakkeren. 


sociale epidemie

Zie de nasleep van de Bijlmerramp waarbij de overheid jarenlang deze boodschap heeft gecommuniceerd met desastreuze gevolgen, acht jaar na de ramp blijken zich meer dan 6000 aan te melden voor een gezondheidsonderzoek dat een link moet vaststellen tussen de ramp en hun gezondheidsklachten. 

Ook bij de Bijlmeraffaire speelde internet een belangrijke rol bij de mobilisatie van ‘slachtoffers’ en het ontstaan van de sociale epidemie die te boek staat als mass psychogenic illness. Waarbij steeds meer mensen elkaar besmetten met het idee dat hun algemene gezondheidsklachten zijn toe te schrijven aan één (fysiologische) oorzaak, de ramp of... de UMTS zendmasten.  De klachten die op de UMTS website worden genoemd komen overeen met die van de functionele somatische syndromen in het algemeen: het gaat altijd om concentratiestoornissen, depressie, vermoeidheid, huidproblemen, hoofdpijn, gewrichtspijnen, hartkloppingen en paniekaanvallen. Kortom de zogenaamde unexplained physical symptoms die ‘endemisch’ zijn, dat wil zeggen in iedere ‘gezonde’ populatie aan te treffen, en die via een proces van attributie worden toegeschreven aan één externe oorzaak. De syndromen houden zichzelf lange tijd in stand door een zichzelf versterkende cyclus: de angst voor een ziekte of de mogelijke gevolgen van besmetting of blootstelling zorgt voor een verhoogde gevoeligheid voor reeds lang bestaande, onverklaarde symptomen. Angst voedt de selectieve aandacht en de eenzijdige interpretatie van die symptomen die allemaal onder één noemer worden gebracht waardoor de situatie van de patiënt steeds ernstiger lijkt te worden. Als het veronderstelde ziektebeeld geen erkenning krijgt van het officiële medische circuit is dat voor de slachtoffers juist een bewijs voor de waarheid van hun claims. En een reden om naar het alternatieve circuit te stappen.


De klassieke valkuil in de overheidscommunicatie is dus het ontkennen van dit sociale proces waardoor mensen zich als slachtoffer miskend gaan voelen en zich nog veel fanatieker zullen vastbijten in hun overtuiging dat er een biomedische oorzaak is voor hun problemen. Er is geen aansluiting bij de percepties in de samenleving, die zowel worden uitvergroot als vervolgens aangewakkerd door de media. Zeker in het huidige medialandschap waarin de concurrentie scherper is en de traditionele journalistiek onder grote (commerciële) druk staat. 


rol van de media

In de berichtgeving over dit soort risico-onderwerpen ligt de nadruk tegenwoordig op het verhaal van de mensen zelf, hun persoonlijke ervaringen (Telegraaf-kop: “gek van de straling.”), de emoties en de afstandelijke reacties van de kille overheid. Aangezien er geen definitieve uitspraak ligt over de schadelijkheid van de zendmasten gaat de aandacht van de media vooral uit naar outrage; de verontwaardiging en verontrusting van de mensen die zich onrechtvaardig behandeld voelen omdat ze ongevraagd zijn blootgesteld aan onbekende risico’s. Niet zelden ontstaat er een continue maalstroom van nieuwsflarden, halve en hele waarheden en speculaties over de mogelijke gevolgen (niet alleen voor de slachtoffers maar ook voor de politiek (the blaming game).  


In dat opzicht is de berichtgeving de laatste jaren behoorlijk veranderd onder invloed van de veranderingen in het medialandschap: er is niet alleen een groeiende concurrentie tussen de journalistieke media onderling, maar ook tussen nieuws en infotainment, en tussen de officiële en officieuze media, zoals al die zelfgeknutselde webpublicaties. De klassieke journalistiek, vroeger nog dé centrale gatekeeper van het nieuws, wordt links en rechts gepasseerd door allerlei informatiestromen van allerlei media outlets, die een ruimere definitie van journalistiek hanteren en die de lat van de klassieke journalistieke standaarden minder hoog leggen. 

De jacht op aantrekkelijk (‘zacht’) nieuws met een groot commercieel bereik is in deze sectoren belangrijker dan waarheidsvinding en waakhondfunctie. 


hypegevoeligheid

De toenemende journalistieke en commerciële concurrentie leidt paradoxaal genoeg niet tot meer diversiteit, maar juist tot meer eenvormigheid, omdat geen enkele redactie kan achterblijven zodra een onderwerp een bepaalde nieuwsdrempel heeft gehaald. Met andere woorden, de ‘hypegevoeligheid’ van de media is de afgelopen tien jaar behoorlijk toegenomen. Er is sprake van een 24-uurs nieuwscyclus, waarin op ieder moment nieuws kan worden toegevoegd. De toenemende druk om snel te reageren en dat laatste nieuws mee te nemen, leidt tot minder tijd en mogelijkheden om feiten te controleren of de feiten te voorzien van andere interpretaties. Daardoor neemt de kans toe dat de nieuwsstroom gedomineerd wordt door een en dezelfde lezing van het verhaal, hetzelfde frame (referentiekader, vertoog). Terzijde: veel nieuwe media houden zich voornamelijk bezig met het recyclen van nieuws van anderen en doen nauwelijks eigen verslaggeving. 


nieuwe trend, nieuwe dilemma’s

In de berichtgeving zal daarom het beeld overheersen dat er bij de UMTS zendmasten vermoedelijk wel sprake zal zijn van enig risico -hoe groot is onbekend-  zodat het voorzorgprincipe zou moeten gelden en de overheid zou moeten ingrijpen. 

Dat sluit aan bij de nieuwe trend in de risicocommunicatie, namelijk: ‘luisteren naar de samenleving’, naar de verontruste mensen van de websites. Het credo tegenwoordig is: de gevoelstemperatuur, dat zou uitgangspunt voor risicocommunicatie moeten zijn. Niet meer de feitelijke risico’s staan centraal zoals bij het evidence based beleid, maar alleen nog hoe mensen die risico’s ervaren (al dan niet aangewakkerd door media en internet). Risicomanagement verandert zo in perceptiemanagement, alle inspanningen zijn gericht op het beïnvloeden (‘manipuleren’ zeiden we vroeger) van de percepties bij het publiek. 

Het negeren van deze percepties heeft zoals gezegd averechtse effecten, maar het omgekeerde, deze werkelijkheden tot uitgangspunt nemen voor beleid en communicatie levert weer geheel nieuwe dilemma’s op. 


angstmanagement

Want hoe kun je die gevoelstemperatuur in de samenleving het beste beïnvloeden? Door maatregelen te treffen die de vermeende risico’s pretenderen te reduceren. Door de ‘problemen’ weg te nemen die de perceptie van het publiek bepalen. In dit geval: het tegenhouden van het installeren van zendmasten op flatgebouwen en het aanscherpen van de blootstellinglimieten. Het nadeel is alleen dat zo’n beleid mensen juist sterkt in hun opvatting dat er sprake is van een groot gevaar op het dak. Perceptiemanagement kan zo leiden tot andere prioriteitsstelling in het beleid. Maar is dat beleid niet op drijfzand gebaseerd?


Zo waarschuwde de criminoloog Van de Bunt anderhalf jaar geleden in zijn diesrede voor de VU (Op het kompas van het onveiligheidsgevoel, 2003) dat criminaliteitsbeleid steeds meer het karakter van angstmanagement. 

Het Wetboek van Strafrecht is niet langer het kompas waarop de overheid vaart bij de bestrijding van maatschappelijk ongewenst gedrag, maar de risicogevoelens onder de bevolking. Een gevaarlijke ontwikkeling, aldus Van de Bunt, want angst- en onveiligheidsgevoelens zijn onverzadigbaar: “Het is nooit genoeg” (de Volkskrant 21 oktober 2003). Bovendien gaat al die aandacht ten koste van vormen van criminaliteit die een veel grotere economische schade opleveren. 


In een heel andere sector signaleerde het RIVM  in een rapport (Nuchter omgaan met risico’s, RIVM rapport 251701047/2003) over risico en overheidsbeleid dat incidenten en rampen een te grote invloed hebben op het risicodebat. “Vóór een ramp worden allerlei maatregelen al gauw overbodig en te duur gevonden, direct na een ramp lijkt geld geen rol te spelen en worden kosten noch moeite gespaard om herhaling te voorkomen” (RIVM 2003, 12). Naar aanleiding van het Legionella-incident in Boven-Karspel heeft de rijksoverheid bijvoorbeeld forse maatregelen genomen die niet alleen onbetaalbaar bleken, maar ook niet in verhouding stonden tot de werkelijke risico’s: “Hoeveel miljarden moeten we uitgeven om ons drinkwaternet in heel Nederland te vrijwaren van de legionellabacterie als we daarmee slechts een beperkt aantal gevallen van de veteranenziekte voorkomen?” (RIVM 2003, 17). 


prioriteiten

Vorige week werd bekend dat zich in Nederland het eerste geval van de nieuwe, aan BSE gerelateerde variant van de ziekte van Creutzfeld-Jacob heeft voorgedaan. Toevallig verscheen een onderzoek van Arjen Benedictus van de faculteit diergeneeskunde in Utrecht, waaruit blijkt dat er eigenlijk geen rationele grondslag bestaat voor de uitgebreide maatregelen om besmet vlees op te sporen. “Omgerekend komen de uitgaven voor het voorkomen van vCJ neer op één miljoen euro per gewonnen levensjaar.” (Trouw 22 april 2005). Dat is 40 keer zo duur als diabetes per gewonnen levensjaar en 20 keer zo veel als een  gewonnen levensjaar bij chemotherapie. Dat is het resultaat van angstmanagement in plaats van risicomanagement. 


beleid speelbal 

Het is een dilemma voor veel instanties: geen rekening houden met percepties bij het publiek kan leiden tot een proces van vervreemding, maar er wel rekening mee houden, levert weer een nieuw risico op: namelijk beleid dat een speelbal dreigt te worden van maatschappelijke emoties; de waan van de dag, aangejaagd door mediahypes en politieke populisme. Met als resultaat een weinig rationeel beleid dat geld spendeert aan het verkleinen van overschatte risico’s ten koste van minder mediagenieke en dus onderschatte risico’s (fijn stof om maar een iets te noemen). ‘Luisteren naar het publiek’ betekent in de praktijk te vaak alleen maar luisteren naar bepaalde door de media versterkte geluiden. 


Dat maakt risico- en crisis-communicatie er natuurlijk niet makkelijker op: alleen ‘brengen’ (zender en boodschap centraal), leidt tot vervreemding, maar alleen ‘halen’ (ontvanger centraal) leidt tot irrationele besluitvorming en misschien wel het aanwakkeren van de verontrusting over bepaalde kwesties. Intussen liggen andere maatschappelijke problemen (en hun zaakwaarnemers) als het ware te wachten op een mediageniek incident om zo ook in de lift van het perceptiemanagement terecht te komen. 

Communiceren met het publiek veronderstelt zoals dat zo mooi klinkt een dialoog; rekening houden met percepties, maar zonder de feitelijke risico’s uit het oog te verliezen. Rekening houden met de informatiestromen zoals de UMTS-website, maar ook slecht nieuws durven brengen (in vergelijking met andere risico’s stelt dit niks voor). Voldoende stof voor discussie vandaag en voor het programma van het nieuwe ERC. 


Peter Vasterman 

Universiteit van Amsterdam 


woensdag 11 mei 2005

Gastcollege, seminar 'politiek, bestuur en media''

Gastcollege, seminar 'politiek, bestuur en media' van Uri Rosenthal (COT). Leiden, 11 mei

donderdag 28 april 2005

Risico- en crisiscommunicatie: oude valkuilen, nieuwe dilemma's

Inleiding openingscongres Expertisecentrum voor risico en crisis. 28 april 2005.


Geen rekening houden met de risicopercepties bij het publiek leidt tot vervreemding. Maar wat zijn de gevolgen als de gevoelstemperatuur in de samenleving het beleid gaat bepalen? 
Op het eerste gezicht lijkt de opdracht voor het nieuwe Expertisecentrum Risico- en crisiscommunicatie (ERC) simpel: 'hoe dient de overheid te communiceren met het publiek zodat crisissituaties in goede banen kunnen worden geleid? Bij nader inzien verraadt die vraagstelling al het klassieke communicatieparadigma van de zender, de boodschap en de ontvanger uit het tijdperk van Zijne Excellentie, Philip Bloemendaal en Bescherming Bevolking. In die tijd zat iedereen nog te wachten op het officiële nieuws van het bevoegd gezag. Hoe ziet dat er tegenwoordig uit? Een voorbeeld.

zondag 10 april 2005

‘De rampenzender is als een polygoonjournaal in een hyperig medialandschap

Interview na lezing over de rampenzender in het digitale medialandschap

Mediasocioloog Peter Vasterman geeft een beschouwing over mediahypes en de
manier waarop media verslag doen van rampen en ongevallen. Hij gaat in op de
verstandhouding tussen media en overheid en de druk die de media aan overheids-
voorlichters kunnen opleggen. ‘De rol van het sms-verkeer en internet hebben ertoe
geleid dat de reguliere media geen monopolie bezitten op de nieuwsvoorziening’. Ook
stipt Vasterman de rol van de rampenzender aan, een zender die in zijn ogen de
dynamiek van een polygoonjournaal heeft.



donderdag 10 maart 2005

Calamiteitenzenders; een kwestie van vertrouwen

Inleiding symposium over rampenzenders, op het snijvlak van informatieverstrekking en nieuwsgaring. Presentatie rapport Met beeld en beleid. De rol van de regioale omroepen bij crises en rampen. Utrecht, 10 maart 2005.


Calamiteitenzenders; een kwestie van vertrouwen.

De heer Koetje heeft net meer verteld over het rapport (Met beeld en beleid)van zijn commissie over de calamiteitenzender nieuwe stijl, zoals voorgesteld in het rapport Met beeld en beleid.

Vanuit mijn achtergrond –opleiding van journalisten aan de UvA en onderzoek naar berichtgeving en hypes, ook tijdens en na rampen (Bijlmer, Enschede), ben ik gefocust op het spanningsveld tussen enerzijds journalistieke en anderzijds maatschappelijke verantwoordelijkheid (veiligheid).
Het is dan ook de vraag wat de inschakeling van de publieke regionale omroep als calamiteitenzender voor dilemma’s en problemen op kan leveren, want in feite gaan twee werelden met elkaar samenwerken die deels overeenkomstige, maar ook deels tegengestelde verantwoordelijkheden hebben.

zaterdag 26 februari 2005

De krant is een kwajongen. Een pers die zichzelf serieus neemt, kan ook tegen kritiek

De krant is een kwajongen. Een pers die zichzelf serieus neemt, kan ook tegen kritiek. 
De Volkskrant 26 februari 2005

Vanaf 1 maart gaat het persinstituut van de Universiteit van Amsterdam via een 'nieuwsmonitor' de mediaberichtgeving volgen. Doel: de maatschappelijke discussie stroomlijnen....