dinsdag 5 februari 2008

Tasjesdief affaire vandaag heropend

De Telegraaf van 5 februari 2008:

Vrouw die tasjesdief dood reed voor de rechter

AMSTERDAM - Na ruim drie jaar begint dinsdag het proces tegen Germaine C., de vrouw die in Amsterdam-Oost een 19-jarige tasjesdief dood reed. Volgens het Openbaar Ministerie (OM) heeft zij Ali el B. opzettelijk van het leven beroofd door met haar auto keihard achteruit tegen zijn bromfiets te rijden.


Tijdens de conferentie “Misdaad in het nieuws: cijfers en verhalen’ op
12 oktober 2006 van de Universiteit Leiden heb ik een inleiding verzorgd over media en politiek met dit soort incidenten omgaan onder de titel De slag om het incident.

Meer dan ooit lijken media en politiek in de ban van Het Incident. Het Incident roept emotie op, verontwaardiging en populisme. Namens de burger aan wie al die opwinding wordt toegeschreven (“Heel Nederland ....”). Om dat effect te kunnen hebben moet het incident wel in het ‘juiste’ kader geplaatst worden. En dat is dan ook de inzet van de publiciteitsslag die meteen na het incident losbarst, zoals bijvoorbeeld vorig jaar na de dood van de tasjesdief in Amsterdam. Hoe zit de slag om Het Incident in elkaar? Wie zijn de hoofdrolspelers? Welke rol spelen de advocatuur, Openbaar Ministerie, belangengroepen en de media? Wie heeft de meeste ‘definiëringsmacht’? En vooral ook: wat zijn de gevolgen van de concentratie op Het Incident voor beeldvorming, risico-inschatting (kloof met de statistieken) en overheidsbeleid?

Dit is het deel uit die lezing over de tasjesdief affaire. Binnenkort wordt deze gepubliceerd in de bundel Misdaad in het nieuws. Dit geeft een mooi overzicht van wat er toen allemaal speelde in de media en hoe een incident kan uitgroeien tot een nationale kwestie.

Neem het voorbeeld van de tasjesdief die op 18 januari 2005 werd doodgereden door een automobiliste. De 19-jarige tasjesdief kwam in de Derde Oosterparkstraat in Amsterdam-Oost om het leven toen zijn scooter werd geraakt door de achteruit rijdende auto van de vrouw die werd overvallen door het ‘slachtoffer’ en zijn mededader. De politie sprak in de eerste verklaring van ‘een tragisch ongeval’, maar besloot de dader, dat wil zeggen de automobiliste, wel aan te houden.
Zelden is er zoveel discussie geweest als toen over wie nu eigenlijk de dader was en wie het slachtoffer. Was het inderdaad ‘een tragisch ongeval’ (Het Parool, 18 januari 2005) of was de verdenking van poging tot doodslag aan de orde, zoals het OM later stelde bij het verzoek om verlenging van het voorarrest van de vrouw?

Het incident leidde tot grote controverse. ‘Weer dode op straat in Amsterdam-Oost ; Bezorgdheid en woede na dood Marokkaanse vermoedelijke tasjesdief’, kopte de Volkskrant op 18 januari 2005 boven het artikel waarin we lezen: ‘Vermoord, schreeuwen Marokkaanse jongeren bij de afzetting in de Derde Oosterparkstraat. Als een hond is hun vriend afgemaakt door die vrouw in haar auto. Per ongeluk doodgereden, zegt een autochtone ooggetuige. Omdat ze in paniek raakte toen de jongen haar vanaf zijn scooter wilde overvallen.’ Een dag later verklaarde de advocaat van de automobiliste in De Telegraaf dat zij hem absoluut ‘niet wilde aanrijden.’
Volgens De Telegraaf zeiden ook buurtbewoners die direct na het ongeval ter plaatse waren dat de automobiliste het vrijwel zeker per ongeluk deed. ‘De tasjesdief lijkt het slachtoffer te zijn van een zeer onhandige manoeuvre van de vrouw, die in een noodvaart met haar Opel Vectra achteruit moet hebben gereden in de nauwe straat’, aldus De Telegraaf (19 januari 2005), die dag later niet alleen onthult dat de vrouw Surinaams is, maar ook dat de dader ‘onverbeterlijke crimineel blijkt te zijn geweest met een aanzienlijk strafblad’ (20 januari 2005).

'DONNER WAAROM?'Vanaf dat moment krijgt de zaak steeds meer een politieke lading: steeds meer mensen nemen het voor de vrouw op: ‘Als je wordt bedreigd, komt er een oerkracht los’; ‘ik kan me haar reactie best voorstellen’, schrijft Het Parool (19 januari 2005) in de kop. Als het OM besluit tot vervolging omdat zij met opzet hard achteruit is gereden en een onaanvaardbaar risico heeft genomen, escaleert de slag om het incident. In het artikel met de beschuldigende kop ‘Donner, waarom?’ schrijft De Telegraaf (22 januari 2005) dat ‘de snoeiharde aanpak van de automobiliste die deze week een tasjesdief dood reed, vooraf door justitie tot op het allerhoogste niveau is besproken.’ En: ‘De onmiddellijke verdenking van doodslag leidde tot grote verontwaardiging in ons land.’ Weer een week later krijgt het OM bovendien het verwijt van de directeur van het Landelijk Bureau ter bestrijding van Rassendiscriminatie dat de spanningen niet zo hoog zouden zijn opgelopen als de etniciteit van de vrouw meteen bekend was gemaakt (Het Parool, 2 februari 2005).

De berichtgeving in de media keert zich zo tegen de handelwijze van het OM, dat niet in een positie is om op dat moment verder te onderbouwen waarom de vrouw nog steeds vastzit. Volgens de richtlijnen van het OM mogen mededelingen ‘ten tijde van het voorafgaand onderzoek niet verder gaan dan de feiten, voor zover zij opgespoord zijn.’ Een maand later meldt het NOS Journaal op grond van een anonieme bron dat de vrouw in haar getuigenverklaring heeft verteld dat ze opzettelijk hard achteruit reed om de tasjesdief op zijn scooter aan te tikken. Bovendien was ze al eens eerder hard achteruit gereden nadat ze was geflitst vanwege een snelheidsovertreding. Door die uitgelekte informatie kon de beeldvorming rond de handelwijze van het OM weer enigszins worden bijgesteld.

Het OM zit duidelijk knel tussen de eisen van het moderne mediatijdperk en die van de ordentelijke rechtsgang, die moet garanderen dat mensen niet al veroordeeld zijn voor de feiten definitief zijn. Het is niet verbazingwekkend dat het OM besloten heeft om vanaf 2007 de richtlijnen voor de communicatie te versoepelen en vooral ook te reageren als er onjuiste verhalen in de media circuleren. Journalisten die volgens het OM fouten maken, zullen ‘actief’ worden tegengesproken, meldde Harm Brouwer, voorzitter van het college van procureurs-generaal in de Volkskrant van 15 december 2006. Dat zal leiden tot meer openheid, maar kan weer bijdragen aan de wapenwedloop in de slag om het incident.

zondag 3 februari 2008

Weer nieuwsgolf over een film die nog niemand heeft gezien

Na alle publiciteit over de film van Wilders, die nog niemand heeft gezien en die misschien nog helemaal niet bestaat, kregen we afgelopen weekend weer een nieuwsgolf over ons heen over een film die nog niemand had gezien. Het enige verschil is dat deze film wel bestaat.

De afgelopen dagen waren de media in de ban van de aangekondigde uitzending van Peter R de Vries over de verdwijning van Nathalie Holloway. Overal uitgebreide aandacht voor wat de misdaadjournalist mogelijk zou kunnen gaan melden en wat daar mogelijk de gevolgen van zouden kunnen zijn.

Het is natuurlijk een buitengewoon slimme marketingtruc om dagen van tevoren aan te kondigen dat je het raadsel gaat oplossen zonder tekst en uitleg te geven. Langzaam lekt er van alles uit naar de media, die dagenlang ieder snippertje presenteren als groot nieuws. Niemand komt op het idee om rustig af te wachten wat de uitzending te bieden heeft en dan kritisch daarover te berichten. De PRdV-methode kennen we nog van de uitzending over Mabel Wisse Smit in 2003, toen de media zich ook al lieten meeslepen in een groot schandaal nog voordat de uitzending had plaatsgevonden.

In een paginagroot artikel in de Volkskrant van afgelopen zaterdag over de PRdV-methode staat overigens een interessant citaat van een andere (bevriende) misdaadverslaggever over die Mabel-affaire

Toch zijn niet alle zaken van Peter R. de Vries goud. De roemruchte uitzending waarin werd geclaimd dat Mabel Wisse Smit bevriend was met topcrimineel Klaas Bruinsma was bijvoorbeeld ‘niet zijn beste werk’, zegt misdaadverslaggever en vriend Henk Strootman.

‘Volgens mij is nooit echt bekend geworden of dat verhaal van Charlie da Silva (zijn bron, red.) nou wel helemaal kosjer was. Natuurlijk, het was fantástische tv. Maar het was moeilijk verifieerbaar. Het bleef gewoon het verhaal van die Charlie. Om dat verhaal zijn altijd wat twijfels blijven hangen.’


Helaas gold dat niet voor de media die na de aankondiging dat de toestemmingswet niet doorging van iedere twijfel verlost waren en die de claims van Charlie da Silva als feiten beschouwden,

Tot slot: Voor het 'missing white woman syndrome' waar de media aan lijden, zie Wikipedia