woensdag 17 oktober 2012

Sociale onrust en sociale media


Themanummer: Maatschappelijke onrust.
Jaargang 10, nummer 5, oktober 2012

Peter Vasterman, universitair docent Media en Journalistiek aan de Universiteit van Amsterdam

De Arabische lente met de opstanden in Tunesië, Libië, Egypte, Jemen en Syrië, het internationale succes van Occupy Wall Street, de protesten van de ‘Verontwaardigden’ in Spanje, maar ook de grootschalige rellen in een reeks Engelse steden: 2011 stond in het teken van spontaan en massaal volksprotest, georganiseerd met behulp van de sociale media. Twee jaar daarvoor werd in Iran al duidelijk dat de mobiele telefoon in combinatie met sociale netwerksites als Facebook, Youtube en vooral Twitter een belangrijke rol kon spelen bij de organisatie van de protesten tegen het regime. En dankzij Project X in Haren heeft Nederland afgelopen september ook kennis kunnen maken met de virale werking van sociale media, al hadden deze rellen geen politieke dimensie.



Sociale media kunnen in tijden van sociale onrust mobiliserende effecten hebben, omdat ze gebaseerd zijn op sociale netwerken die zich aaneensluiten en uitbreiden. Dat kunnen netwerken zijn met strong ties van familie, vrienden en politieke medestanders, maar ook netwerken met weak ties, met verbindingen die vrijblijvender zijn. Netwerken waarvan je met één klik deel uit kunt maken en die je ook weer zo kunt afsluiten. Binnen al die netwerken van netwerken ontstaan onvermijdelijk invloedrijke hubs, of knooppunten die er voor zorgen dat er sneeuwbaleffecten gaan ontstaan. Als een site eenmaal in de lift zit en er steeds meer naar gelinkt wordt, stijgt deze in de internethiërarchie van de zoekmachines en komen er nog meer bezoekers. Ook bij Twitter werkt dat net zo: op ieder terrein ontwikkelt zich vrij snel een invloedrijke kopgroep die steeds meer volgers krijgt, terwijl de rest ver achterblijft.

Omdat mensen bij sociale netwerksites zoeken naar gelijkgestemden kunnen er ook homogeniserende effecten optreden: om te laten zien dat ze er echt bij horen gaan ze net een stap verder in hun opstelling. Op discussiefora leidt dit vaak tot het uitdrijven van deelnemers met een afwijkende mening en vervolgens een radicalisering van standpunten. Dezelfde factoren spelen een rol bij de zogenaamde information cascades: bij het beoordelen en doorgeven van informatie laten mensen zich sterk beïnvloeden door het oordeel van anderen. Dat geeft mensen die aan het begin staan van zo’n keten veel invloed op hun ‘volgers,’ die de informatie weer doorgeven aan anderen zoals bij het retweeten op Twitter. Al deze processen vormen de basis voor de mediated crowd, de virtuele groepsvorming die kan leiden tot collectieve actie, ook op straat. Dat kan beginnen in besloten netwerken (Facebook) en zich vervolgens uitbreiden naar openbare netwerken zoals Twitter.

Het startpunt van de grote ongeregeldheden in een groot aantal Engelse steden vorig jaar zomer lag bij een golf van berichten die meteen na het neerschieten van de 29-jarige Mark Duggan bij een mislukte arrestatiepoging in Tottenham werden verspreid via het besloten Blackberry Messenger systeem (‘pingen’). Toen de rellen na een protestbijeenkomst voor het politiebureau op gang kwamen en zich gingen uitbreiden naar andere steden, werd dat versleutelde systeem gebruikt om iedereen te laten weten waar de rellen zouden gaan plaatsvinden. In tal van Engelse steden werden vervolgens op grote schaal vernielingen aangericht, winkels geplunderd en veldslagen geleverd met de politie, waarbij vijf doden vielen.

De andere sociale media zoals Twitter gingen pas een rol gingen spelen nadat de rellen waren uitgebroken. Omdat er veel over de rellen werd getwitterd gingen er stemmen op om het systeem uit te schakelen om zo uitlokking en besmetting te voorkomen. Maar zoals later uit onderzoek bleek, maakten de relschoppers zelf geen gebruik van openbare fora om informatie te delen over plannen en locaties. Er verschenen dan ook nauwelijks oproepen tot geweld op Twitter en als het sporadisch wel gebeurde kwam er een stortvloed aan negatieve reacties los. Twitter speelde dus vooral een belangrijke rol als informatiebron, waarbij opviel dat de lijst met meest invloedrijke twitteraars werd aangevoerd door de belangrijke journalistieke media. Burgers gebruikten twitter ook om verslag te doen van de gebeurtenissen in hun wijk, vooral als journalisten en cameraploegen zich hadden moeten terugtrekken. De sociale media staan centraal in de discussie over de rellen, maar ook de traditionele media hadden grote invloed: in interviews gaven daders achteraf aan geïnspireerd te zijn door de vele dramatische televisiebeelden en vooral de beeldvorming dat de politie de controle op staat totaal kwijt was.

In de aanloop naar Project X in Haren speelden Facebook en Twitter een belangrijke mobiliserende rol, maar de grote boost kwam pas toen de nieuwsmedia er massaal aandacht aan gingen besteden. De aankondiging van de noodverordening door de burgemeester verhoogde de nieuwswaarde met als gevolg nog meer publiciteit en nog meer internetactiviteit. Net als in Londen heeft de interactie tussen sociale media en nieuwsmedia een belangrijke rol gespeeld. Ook is duidelijk dat - vergelijkbaar met Engeland - de harde kern van de relschoppers geen gebruik maakte van openbare netwerken om zich te organiseren.  

Het is moeilijk om de invloed van sociale media bij allerlei vormen van maatschappelijke onrust te overschatten, ze spelen een belangrijke, doorslaggevende rol, maar het gaat om complexe processen met een grote mate van onvoorspelbaarheid. Het is dan ook niet de vraag óf ze een belangrijke rol spelen, maar welke rol op welk moment. Wanneer komt de kettingreactie op gang? En vooral ook: wanneer niet? En waarom niet? Wat opvalt bij de rellen in Engeland is de positieve rol die Twitter heeft gespeeld bij het informeren van mensen, het bestrijden van oproepen tot geweld en de kop indrukken van geruchten. Na afloop van de rellen kwam via oproepen op Twitter een grootschalige schoonmaakcampagne tot stand. Ook waren er via Twitter inzamelingsacties voor gedupeerde winkeliers en andere slachtoffers. Verder kon de overheid gebruik maken van Twitter om snel, direct en zonder tussenkomst van de media informatie te verspreiden. De miljoenen twitterberichten leverden ook veel informatie informatie op voor instanties die moesten reageren in crisissituaties.  

Social media intelligence is dan ook het trefwoord in de vele beschouwingen over de ‘lessen van Londen’: het monitoren van sociale media om erachter te komen wat er in bepaalde kringen gaande is en welke hubs van belang zijn. Daar is in Engeland bij de Olympische Spelen in Londen afgelopen zomer een begin mee gemaakt. Probleem daarbij is natuurlijk de immense hoeveelheid berichten en het filteren van desinformatie. Bovendien spelen er ethische en juridische issues bij het infiltreren van besloten groepen of het kraken van versleutelde boodschappen. Het is duidelijk dat er geautomatiseerde data-scrapers nodig zijn om de inhoud van sociale media te monitoren, maar dat vereist nogal wat investeringen en kennis van de snel veranderende subculturele ‘straattaal’ op internet. Het afsluiten van sociale netwerken tijdens rellen – ook in Nederland geopperd na ‘Haren’ – is in ieder geval een slecht idee volgens de onderzoekscommissie van het Britse Lagerhuis, omdat daarmee ook alle mogelijkheden om sociale netwerken op een positieve manier te gebruiken wegvallen.  

Bronnen:
• House of Commons Home Affairs Committee (2011). Policing Large Scale Disorder: Lessons from the disturbances of August 2011. Sixteenth Report of Session 2010–12. Volume I: Report, together with formal minutes. December 2011.
Reading the Riots. Investigating England’s summer of disorder. (2011). The Guardian in cooperation with The London School of Economics and Political Science. 
• Stephanie Alice Baker (2011), TheMediated Crowd: New Social Media and New Forms of Rioting. Sociological Research Online, 16 (4) 21.